Géke Reinders begon in 1974 als leerkracht in Dirksland. „Het was mijn eerste en mijn laatste baan”, zegt ze bijna veertig jaar later. „Ik leerde meisjes koken, wassen en strijken, maar gaf ook lessen over ziekenverzorging en EHBO. Zeg maar zorg voor voeding, woning, kleding en gezondheid. Bij de zorg voor de woning ging het ook over woninginrichting en hypotheken.”

De docente stoomde de leerlingen klaar voor het huishouden en het boerenbedrijf. „Er waren meisjes die best naar de mulo hadden gekund. Hun ouders vonden dat hun kind daar te ver voor moest reizen. Of achtten het in hun optiek niet nodig, omdat meisjes gingen toch trouwen.”

De huishoudscholen in Sommelsdijk, Dirksland en Ouddorp zijn verleden tijd. De eerste twee gingen op in grotere verbanden, de derde is opgeheven. Het enige schoolgebouw dat resteert, staat in Dirksland. In 1930 berichtte een krant in Sommelsdijk al over een diploma-uitreiking, de school in deze plaats was de oudste van de drie.

De landbouwhuishoudscholen in Ouddorp en Dirksland gingen begin jaren zestig open en kregen respectievelijk de namen Westvoorn en De Vroon. Op 4 juni 1963 verrichtte commissaris van de Koningin J. Klaasesz de officiële opening van beide scholen. Er waren veel toespraken, terwijl de leerlingen het Flakkeese volkslied zongen en een toneelstuk opvoerden.

Op het moment dat de scholen startten was de term landbouwhuishoudonderwijs al verouderd. Het onderdeel landbouw nam nog maar een klein deel van het lesprogramma in. Vrijwel alles draaide om het voorbereiden van de meisjes op het zelfstandig voeren van een huishouding. Dit waarschijnlijk tot ongenoegen van de initiatiefnemer van de scholen, de Christelijke Boeren- en Tuinders Bond Holland-Brabant.

De opleiding duurde aanvankelijk twee jaar. Vanwege de uitbreiding van de leerplicht kwam er later een ”assistentenklas” bij. In 1976 ontstond de vierjarige opleiding met een t-stroom (theorie) en een p-stroom (praktijk).

De Vroon in Dirksland was een kleine school, waar maximaal 200 leerlingen les kregen. „Er waren vier klassen, soms acht. Het docententeam was niet groot en telde weinig fulltimers”, herinnert Reinders zich. „Je had leraren voor naaldvakken, stof versieren, Nederlands, Engels, kennis der natuur, gymnastiek, godsdienst en muziek.”

Reinders genoot van de gezelligheid op school. „Als het mooi weer was, zaten we in de pauze onder de bomen. Achter de school was een tuin. Daar teelden we wortelen, uien, aardappels, witlof, andijvie, sla en spinazie voor de kooklessen. Peulen groeiden er ook, maar die aten we op in de zomervakantie als de school dicht was. Er is veel veranderd, tegenwoordig kun je alles vinden in de supermarkt.”