Stoffels: Uitstraling evangelischen verandert
UTRECHT. De uitstraling van de evangelische beweging is in de achterliggende tientallen jaren veranderd, constateert prof. dr. Hijme Stoffels.
De hoogleraar godsdienstsociologie aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam sprak maandag tijdens een studiedag van het Kerkhistorisch Gezelschap in Utrecht. Tijdens de bijeenkomst stond de plaats van orthodoxe groepen christenen in Nederland door de eeuwen heen centraal: orthodox-gereformeerden in de zeventiende eeuw, rooms-katholieken en gereformeerden in de negentiende eeuw, en evangelischen in onze tijd.
Dr. Stoffels stelt vast dat de uitstraling van de huidige evangelischen anders is dan die van dertig jaar geleden. De generatie van de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw kenmerkte zich volgens hem door een zekere antithese ten opzichte van de buitenwereld. Het was de tijd dat evangelist Ben Hoekendijk Jezusmarsen hield onder het motto: „Gij zult de meerderheid in het kwade niet volgen.”
„Men wilde graag de boodschap brengen in een wereld die als boos en zondig werd gezien”, aldus de godsdienstsocioloog. „Veel christenen meenden in de eindtijd te leven, waarin het christendom onderdrukt zou worden en men het geloof niet meer openlijk zou kunnen belijden.”
Die zorgen, constateert Stoffels, „lijken nu wat meer op de achtergrond geraakt, ten gunste van een zo positief mogelijk beleefde en gebrachte boodschap. Er is sprake van een optimistische verwachting dat Gods genade overvloediger dan ooit zal gaan stromen.
Het gevoel een bedreigde minderheid te zijn lijkt bij een nieuwe generatie evangelicals minder sterk aanwezig. Wie de EO-jongerendagen voor ogen houdt en programma’s zoals The Passion volgt, krijgt vooral de indruk dat het hip en cool is om christen te zijn. Zelfverzekerd wil men de wereld tegemoet treden, een wereld waarin men zelf volop participeert, met een duidelijke plus: een rijk en vervuld leven.”
Dr. Aza Goudriaan, universitair docent kerkgeschiedenis aan de VU, stelt in zijn referaat dat de gereformeerde orthodoxie in de zeventiende eeuw zich als katholiek positioneerde: in het verlengde van kerkvaders en middeleeuwers en in discussie met andersdenkenden van allerlei snit. Gereformeerde theologen haalden niet alleen middeleeuwse dogmatici aan maar ook passages uit mystieke en stichtelijke werken, bijvoorbeeld uit de Hoogliedpreken van Bernardus, de ”Navolging van Christus” van Thomas a Kempis en een boek van Jean Gerson over meditatie. Voetius gaf aan de contrareformatorische exegeten Arias Montanus en Didacus Masius de voorkeur boven de kerkvaders.
Dr. Jeroen Koch, auteur van een biografie over Abraham Kuyper, geeft aan dat de verzuiling vooral op Kuyper terug te voeren is. Híj begon in de negentiende eeuw met het organiseren van het gereformeerde volksdeel, waarna andere groepen (rooms-katholieken, socialisten, liberalen) volgden. Zijn organisatie-ijver leidde tot een eigen, afgebakende leefgemeenschap, „de tweede wereld.” Koch wijst erop dat Kuyper de mogelijkheid tot organiseren kreeg door de vrijheid van godsdienst en van vereniging.
Kuyper wilde vanuit het geheel van gereformeerde organisaties „de reformatie in Nederland voltooien”, iets wat in de gouden eeuw niet gebeurd was. Van zijn doel om de wereld vanuit de eigen beginselen en organisaties te veroveren, kwam niet veel terecht. Dat had ermee te maken, aldus Koch, „dat de groep door al die organisaties steeds meer naar binnen gekeerd raakte.”
Prof. dr. Peter Nissen, hoogleraar spiritualiteitstudies aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, sprak over de rooms-katholieke Bijbelwetenschap rond 1900. Deze stond volgens hem in die tijd onder curatele van het kerkelijk leergezag. Zo moest priester Henri Poels een hoogleraarschap opgeven omdat hij een afwijkende mening had over de bronnen van de eerste vijf Bijbelboeken, die niet door Mozes geschreven zouden zijn. Prof. Nissen: „Het kerkelijk leergezag zag de orthodoxe opvattingen over de Schrift in gevaar komen door nieuwe wetenschappelijke inzichten. ”Waar” was voor de kerk niet wat de wetenschap ontdekte maar wat door de kerk door de eeuwen heen is geleerd.”