Seculieren steeds minder tolerant richting christenen
Worden christenen in Nederland steeds meer onderdrukt? Ach, fiets eens een stukje over de Veluwe. Prachtige nieuwe kerkgebouwen, scholen voor lager en voortgezet onderwijs. En dan hebben we het nog niet over de vele ”eigen instellingen” voor zorg, welzijn en wat niet al. Wie ’s zondags naar de kerk wil, wordt geen strobreed in de weg gelegd.
Schreeuw daarom geen moord en brand over agressieve seculieren die ons, Bijbelgetrouwe medeburgers, het leven zuur maken. Zuur? Laat christenen in Saudi-Arabië, Nigeria of Noord-Korea het niet horen…
Toch zou het kortzichtig en naïef zijn onze ogen te sluiten voor het feit dat in Nederland de verdraagzaamheid jegens het christelijk geloof en jegens een door dat geloof gestempelde beroepsattitude afneemt. Voorbeelden liggen voor het oprapen. Scholen mogen geen docenten met een homoseksuele leefwijze weigeren, winkeliers worden bijna gedwongen op zondag open te gaan, voor trouwambtenaren wordt het kiezen of delen: homohuwelijken sluiten of de laan uit. En als D66 en GroenLinks hun zin krijgen, hoorden we deze week, worden artsen met bezwaren tegen euthanasie straks verplicht hun patiënten door te verwijzen naar artsen die wél behulpzaam willen zijn bij zelfdoding.
Hier is onmiskenbaar sprake van een trend én van een patroon. Ga maar na. Eerst komt er een wet, die een bepaalde kwestie ten principale regelt: de Algemene wet gelijke behandeling (1994), de nieuwe Winkeltijdenwet (1996), het homohuwelijk (2001), de euthanasiewet (2001). In deze wetten zit vaak nog een piezeltje ruimte voor bezwaarden: de zogeheten enkelefeitconstructie, of de toezegging dat voor gewetensbezwaarde trouwambtenaren wel een pragmatische oplossing zal worden gevonden.
Maar op zeker moment, twintig jaar of twaalf jaar later, is het geduld van de seculiere meerderheid op. Dan worden de puntjes op de i gezet. „Hebben we nu nog steeds weigerambtenaren? Nog steeds scholen die praktiserende homo’s mogen weigeren? Ja? Dan maken we er nú een eind aan.”
In die fase bevindt de politiek zich momenteel: het aandraaien van de duimschroeven. In die fase lijkt GroenLinks vergeten wat haar vroegere partijleider Halsema in 2001 zei, namelijk „dat ook mijn partij vindt dat ruimhartig moet worden omgegaan met ambtenaren met principiële of religieuze bezwaren.” En in die fase heeft de PvdA lak aan toezeggingen van haar vroegere staatssecretaris Cohen, die immers van mening was dat het voldoende was als elke homo op elk gemeentehuis kon trouwen. „Ja, hoor, dat was tóén. Maar het denken heeft bij ons niet stilgestaan. Het is nu uit met de verdraagzaamheid.”
„Verdrukking” is voor die trend een veel te zware term. Maar het klopt wel wat CU-Kamerlid Segers deze week zei in het debat over de trouwambtenaar, toen hij Van Loenen, adjunct-hoofdredacteur van Trouw, citeerde: „Nederland is ruimdenkend, en daarom is er alleen plaats voor mensen met de juiste denkbeelden.”
Misschien is dát wel het meest zorglijke aan de geschetste ontwikkeling. Het ergste is niet dat de vrijheid van godsdienst of van onderwijs enigszins wordt ingeperkt. Beklemmend is de almaar opgevoerde druk op minderheden om precies hetzelfde te gaan denken als de meerderheid. „Meneer Bisschop, hoorde ik u nu daarnet onderscheid maken tussen huwelijk en homohuwelijk? Foei, dat kan toch niet. We kennen in Nederland maar één huwelijk. Het is precies hetzelfde instituut, of het nu door man en vrouw of door man en man in praktijk wordt gebracht” (vrij naar D66-Kamerlid Bergkamp, deze week in het trouwambtenarendebat).
Als George Orwell nog geleefd had, had hij met een blik van herkenning opgekeken. „Precies. Dat bedoelde ik nu in ”1984”: newspeak, gedachtepolitie. Treffende overeenkomst.”