De bodemdaling blijkt in werkelijkheid minder groot dan berekend. Dat heeft het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen woensdag bekendgemaakt. De afwijking bedraagt over de afgelopen vijf jaar twee tot vier centimeter, aldus de NAM.

Sinds de jaren zestig is door gaswinning in Groningen sprake van een gestage bodemdaling. Dat heeft grote gevolgen voor onder meer de waterhuishouding omdat er extra maatregelen genomen moeten worden om water uit de gedaalde bodem in Groningen weg te pompen. Voor deze maatregelen zijn honderden miljoenen euro’s nodig. In 1983 kwamen de NAM en de provincie daarvoor een schadevergoedingsregeling overeen. Toen is ook afgesproken dat de NAM de bodemdaling zeer nauwkeurig zou registreren.

De provincie vond in juni vorig jaar een verschil tussen de zelf geconstateerde bodemdaling en de daling die de NAM berekende. Groningen schakelde daarop de Inspecteur-Generaal van het Staatstoezicht op de Mijnen in. Hij stelde vast dat de NAM te weinig rekening houdt met de natuurlijke inklinking van de bodem.

Volgens een woordvoerder van de provincie Groningen heeft het Staatstoezicht met de NAM afgesproken om een andere methode te gaan gebruiken. De NAM presenteert in 2005 een nieuwe kaart met daarin de nieuwe berekeningen.

Dat de bodem mogelijk minder snel daalt dan de NAM dacht, beschouwt de provincie Groningen niet als een meevaller. „Waar het ons om gaat is dat er zo goed mogelijk wordt gemeten. We zijn blij dat het Staatstoezicht ons in het gelijk stelt”, aldus de woordvoerder.

De NAM stelt in een reactie dat het in samenwerking met onder meer de Technische Universiteit (TU) Delft voortdurend werkt aan nauwkeurigere meetmethoden. „De oude methode werkt goed voor kleinere gasvelden, maar toont een lichte afwijking voor een groter veld als het Groningse”, aldus een woordvoerder. De afwijking waar het nu over gaat heeft geen gevolgen voor de geschatte verzakking aan het einde van de gaswinning, benadrukt de zegsman.