Gelderland wil varkens- en kippenboeren meer ruimte geven
Goed nieuws voor de Gelderse varkens- en kippenboeren: de provincie wil hun meer ruimte geven om hun bedrijven uit te breiden. Maar alleen onder strikte voorwaarden en mits de gemeenten meewerken. Dat laatste is lang niet overal vanzelfsprekend.
Druk was het niet, maandagavond in Dieren. De eerste informatiebijeenkomst over de nieuwe omgevingsvisie (voorheen structuurplan) van Gelderland trok enkele tientallen mensen. De meesten waren beroepshalve aanwezig: ambtenaren en bestuurders van provincie, gemeenten en waterschappen. Verder een handjevol vertegenwoordigers van belangenorganisaties en van lokale actiegroepen tegen windmolens of „stinkende stallen.”
Boeren waren er niet, terwijl die toch het grootste deel van de openbare ruimte beheren. „Ik denk dat ze druk zijn met gras inkuilen”, verontschuldigt Tjerk Elzinga zijn achterban. Elzinga is provinciaal secretaris van boerenorganisatie LTO Noord. Veehouders komen pas als het spannend wordt, denkt hij: als hun gemeente een nieuw bestemmingsplan maakt.
Dat lijkt niet verstandig. De omgevingsvisie is het kader waarbinnen de gemeenten met hun lokale beleid moeten blijven. Sinds vorige week ligt het stuk in concept ter inzage. Tot 2 juli kan iedereen erop schieten, waarna het plan eind dit jaar definitief wordt vastgesteld.
Gelderland koos deze keer voor een nieuwe procedure. Lagere overheden en belangenorganisaties mochten meedenken over het toekomstige beleid. Ook LTO zat aan tafel. Elzinga is redelijk tevreden. Intensieve veehouderijen (met varkens, kippen of vleeskalveren) krijgen straks overal extra ruimte om te groeien. Voorwaarde is wel dat ze vooruitgang boeken op het terrein van duurzaamheid, dierenwelzijn, gezondheid of ruimtelijke kwaliteit. Wat dat precies inhoudt, moet nog worden uitgewerkt.
Op termijn wil de provincie de gewraakte zonering uit de Reconstructiewet van 2005 helemaal loslaten. De nieuwe Omgevingswet, die Den Haag in voorbereiding heeft, maakt dat mogelijk.
Aanleiding voor de Reconstructiewet was de uitbraak van de varkenspest in 1997. Om het risico op zulke ziekten te beperken, maar ook om kwetsbare natuurgebieden te beschermen en stankoverlast tegen te gaan, wilde de overheid een einde maken aan de samenklitting van intensieve veehouderijen. In het oosten en het zuiden van het land kwamen verschillende reconstructieplannen. Binnen zo’n plan werden locaties aangewezen waar de intensieve veehouderij moest worden teruggedrongen (extensiveringsgebieden), plekken waar uitbreiding aan banden werd gelegd (verwevingsgebieden) en zones waar ruimte moest komen voor her- of nieuwvestiging van bedrijven (landbouwontwikkelingsgebieden).
Het reconstructiebeleid is, op zijn zachtst gezegd, „niet geslaagd”, vindt Elzinga. „De verplaatsing van boerderijen vanuit de extensiveringsgebieden naar de landbouwontwikkelingsgebieden is veel te traag verlopen. Hier in Gelderland wachten zeker tien veehouders nog steeds op een nieuwe plek.”
Volgens Elzinga is dat de schuld van de gemeenten, die de landbouwontwikkelingsgebieden op moesten nemen in hun bestemmingsplannen. „Sommige schoven het eindeloos voor zich uit.” Verklaarbaar is dat overigens wel: veel omwonenden verzetten zich met hand en tand tegen de komst van varkens- en kippenbedrijven. Ook maandag in Dieren lieten tegenstanders van zich horen.
Fons Goselink is projectleider natuur en leefomgeving bij de provincie Gelderland. Het verzet van burgers tegen de intensieve veehouderij leeft breed, weet hij, ook buiten de landbouwontwikkelingsgebieden. „Niemand zit te wachten op een grote stal in de buurt van zijn huis.”
Toch raadt hij mensen altijd aan om met de betrokken boer in gesprek te gaan. „Een ondernemer die aan de regels voldoet, wint het uiteindelijk toch, ook al ga je naar de Raad van State. Dan is het verstandiger om te proberen in overleg de overlast te beperken.” Hij noemt voorbeelden: een mooie houtwal onttrekt een stal aan het gezicht en stankoverlast is met technische maatregelen tegenwoordig goed te voorkomen.
Agrarisch adviseur Steven van Westreenen is kritisch over de Gelderse omgevingsvisie. Hij wijst erop dat de provincie buiten de reconstructiegebieden, bijvoorbeeld in het Rivierengebied, de touwtjes juist aanhaalt. Daar komt namelijk voor het bouwperceel van intensieve veehouderijen een bovengrens van 1 hectare, die er tot nu toe niet was.
Ook binnen de reconstructiegebieden wordt het beleid soms strenger dan nu. In de regio Gelderse Vallei/Utrecht-Oost mag een bestaand bouwperceel tot nu toe volledig worden bebouwd en in bepaalde situaties zelfs met 30 procent worden vergroot vergeleken met 2005. Maar straks geldt hier ook een bovengrens van 1 of 1,5 hectare binnen de landbouwontwikkelingsgebieden. „De sturing van bovenaf lijkt weer terug te komen”, vindt de adviseur.
Van Westreenen breekt een lans voor wat hij noemt „onderhandelingsplanologie”: maatwerk per bedrijf op basis van het principe ”voor wat hoort wat”. Vaste bouwpercelen leiden volgens hem alleen maar tot erven die volgepropt worden met bebouwing. Versoepeling van de regels daarentegen biedt kansen voor „ruimtelijke kwaliteit.” Voor een ongeremde groei van het aantal stallen is hij niet zo bang. „Tegenover veehouders die aan schaalvergroting doen, staan er minstens zo veel die dat niet willen of voor wie dat financieel niet haalbaar is en die zelfs gebouwen slopen.”
Volgens Goselink wil de provincie juist af van ‘harde bouwblokken’. „Dat zegt namelijk niets over de overlast. Daarom krijgen bestaande bedrijven onder voorwaarden de mogelijkheid groter te groeien dan die 1 of 1,5 hectare.”
Heeft de intensieve veehouderij in Gelderland toekomst? Goselink, volmondig: „Ja. Ik voorspel zelfs dat deze omgevingsvisie de schaalvergroting zal stimuleren, schaalvergroting op een duurzame manier welteverstaan.”
Neder-Betuwe op ramkoers
Gemeenten in Gelderland kijken verschillend aan tegen de intensieve veehouderij. In gebieden waar traditioneel veel kippen, varkens of vleeskalveren worden gehouden, zijn de lokale overheden vaak soepel. Elders is er meer weerstand. Zo ligt de gemeente Neder-Betuwe, die megastallen in het open rivierengebied wil voorkomen, momenteel op ramkoers met zijn pluimveehouders.
Morgen beslist de gemeenteraad over het omstreden nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Dodewaard-Echteld. Hierin hanteert Neder-Betuwe met betrekking tot de intensieve veehouderij het principe ”nee tenzij”: uitbreiding mag alleen als regelgeving van hogerhand voor dierenwelzijn dat noodzakelijk maakt.
Om te voorkomen dat boeren bestaande rechten alsnog verzilveren, gaat Neder-Betuwe van een aantal bedrijven het huidige bouwperceel verkleinen. Een van de gedupeerden is Wim Klaassen uit Ochten. Hij heeft een legkippenbedrijf met 90.000 dieren. De afgelopen jaren heeft hij zijn stallen in fasen omgebouwd. De batterijkooien gingen eruit en maakten plaats voor het zogenoemde volièresysteem.
In de stal is het een drukte van belang. Kakelende hennen scharrelen rond over de vloer of fladderen naar de hoger gelegen legnesten om hun eitje te leggen. De eieren rollen vanzelf naar een transportband, die ze naar het pakstation voor in de schuur brengt.
In de nieuwe stal hebben de dieren meer ruimte. De stal moest dus groter worden. Bovendien heeft Klaassen zijn bedrijf wat uitgebreid om de kosten van de omschakeling te kunnen opbrengen. Hij heeft nog grond liggen, bedoeld voor eventuele toekomstige groei, als straks een van de zoons in het bedrijf komt. Die kans lijkt nu verkeken.
„De gemeente beperkt mijn bouwblok tot de huidige bebouwde oppervlakte. Ik moet 20 procent inleveren: die grond mag ik niet meer bebouwen. Dat betekent dat mijn bedrijf in principe op slot zit”, zegt Klaassen.
De boer spreekt van een „ordinaire onteigening.” „Ze hebben mijn bestaande rechten afgepakt. Als ik ooit wil uitbreiden, moet ik bij de gemeente aankloppen voor een bestemmingsplanwijziging. Daar gaan ze dan natuurlijk niet in mee. Maar ik moet wel aan de milieuwetgeving blijven voldoen, en die wordt steeds strenger.”
Wethouder Keuken van Ruimte, Wonen en Water wijst de kritiek op het nieuwe bestemmingsplan van de hand. Hij zegt dat het beleid al in 2010 door de gemeenteraad in de gemeentelijke structuurvisie is vastgelegd. Daarin biedt Neder-Betuwe extra ruimte voor de ontwikkeling van de laanbomenteelt. Uitbreiding van intensieve veehouderijen is, uitgezonderd voor verbetering van het dierenwelzijn, niet toegestaan.
Toen vorig jaar een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied van Kesteren en Opheusden moest worden vastgesteld, werd de gemeenteraad wakker: Neder-Betuwe bleek strenger voor het handjevol eigen kippenboeren dan de provincie. In een motie vroeg de raad om het gemeentelijk beleid in harmonie te brengen met dat van Gelderland.
Keuken: „Het was kiezen: óf onze plannen aanpassen, terwijl we wisten dat de provincie met nieuw beleid bezig is en dan straks weer extra kosten maken, óf nu van ons eigen structuurplan uitgaan en later eventueel meer ruimte bieden.”
In april besloot de raad de omgevingsvisie van de provincie af te wachten. De verkleining van de bouwblokken gaat door. „Als we dat niet hadden gedaan, konden deze boeren zonder meer hun bedrijven vergroten. Bovendien zouden we dan voor het buitengebied een tijdrovende planmilieueffectrapportage hebben moeten maken”, zegt Keuken. „Ik begrijp heel goed dat het de betrokken ondernemers pijn doet”, zegt de wethouder. „Maar ik denk wel dat de gemeenteraad hun economisch perspectief blijft bieden.”