Boutros uit Syrië: Schuilen bij de kerk
Het is druk in het kleine Libanese dorpje Ajaltum: christelijke vluchtelingen uit Syrië zoeken er een veilig heenkomen. Onder hen is de zestienjarige Boutros. „Ooit keer ik terug naar Syrië, wanneer christenen er weer veilig zijn.”
De dienst is net afgelopen in de Syrisch Orthodoxe kerk van Ajaltum. De kerkgangers – voor de helft Libanezen, de andere helft Syrische vluchtelingen – verlaten het gebouw. „Hier kan ik schuilen”, zegt de zestienjarige Boutros.
Een paar weken geleden verliet hij met zijn vader, moeder en twee broers zijn ouderlijk huis in Aleppo. Die beslissing werd niet van de ene op de andere dag genomen. „De spanning in Aleppo liep steeds verder op”, zegt Boutros. „We konden nog steeds regelmatig naar de kerk gaan, maar het bezoeken van de kerkdiensten ging altijd gepaard met angst. Er kon elk moment iets verschrikkelijks gebeuren.” Het gezin trok tijdelijk naar een andere wijk van Aleppo, toen de gevechten te dichtbij kwamen. „Maar dat was maar voor even: daarna keerden we terug.”
Totdat het moment kwam dat blijven niet langer verantwoord was. „Op een dag ging de telefoon. Ik nam op, en iemand begon te praten zonder zich voor te stellen. Hij wilde dat we hem geld zouden geven; anders zou hij ons komen beroven. Uiteindelijk hebben we gedaan wat hij eiste, hoewel we bang waren dat het hier niet bij zou blijven.”
Boutros kreeg de indruk dat christenen steeds vaker bewust doelwit werden. „Het gevaar voor christenen nam toe. Kerken in Aleppo werden opgeblazen, en de gevechten vonden steeds vaker plaats in christelijke wijken. We waren bang.” Boutros en zijn ouders zagen geen andere oplossing meer: vertrekken was onontkoombaar. „Een week lang maakten we plannen, en toen was het opeens zover. Dat was een moeilijk moment: afscheid nemen van je huis, je vrienden, van alles wat je bezit. We vertrokken per vliegtuig en niet veel later landden we in Beiroet. Ik hoop dat ons huis er nog staat. Een buurman heeft beloofd een oogje in het zeil te houden.”
Het gezin van Boutros woont nu samen met andere gevluchte families in het klooster van Ajaltum. „Met ons hele gezin hebben we de beschikking over een kamer met vier bedden, een kleine badkamer en een keuken die we delen met veel andere families. Naar school kan ik hier niet. Ik ben een jaar verwijderd van mijn examen, maar studeren in Libanon is gewoon te duur. Om de tijd te verdrijven werk ik nu aan mijn Engels. Wat ik de rest van de dag doe? Ik trek veel op met andere jonge vluchtelingen. We praten heel wat af. Over wat we vandaag gaan doen, of morgen. Alles, zolang het maar niet over de oorlog gaat. We willen elkaar niet steeds herinneren aan de ramp die ons land nu treft. Hoe lang de oorlog nog gaat duren, dat weet alleen God.”
„Natuurlijk, ik denk ook wel eens na over de tijd die nog komen gaat, de tijd na de oorlog. Ik heb mijn dromen. Terugkeren naar Syrië, of emigreren. Maar voordat het mogelijk is om terug te keren, moet er vrede zijn in Syrë. Vrede voor de christenen daar. Ik begrijp niet waarom de strijders dit ons aandoen. Wij, de christenen, waren vreedzame mensen, we hebben anderen nooit iets aangedaan. Waarom intimideren ze ons dan, waarom al die aanvallen op kerken?”
Boutros zoekt zijn heil niet alleen letterlijk in de kerk. „De crisis brengt me dichter bij God. In situaties als deze, kan niemand je helpen dan God alleen. Hij is mijn toevlucht.” Een paar weken geleden, op 11 mei, vond er een wereldwijde dag van gebed plaats voor Syrië. Boutros nam daar ook aan deel. „We hielden kaarsen in onze handen en liepen door de straten van de stad. Ondertussen baden we voor vrede in Syrië. Ik hoop dat christenen over heel de wereld hetzelfde doen: dat ze bidden voor vrede in Syrië, om vrede voor de wereld.”
Boutros heet in werkelijkheid anders. Om veiligheidsredenen wordt zijn eigen naam niet vermeld. Open Doors tekende zijn levensverhaal op.