Eigen aardrijkskundemethode voor basisscholen Staphorst
Staphorst zet zich op de kaart met een nieuwe aardrijkskundemethode. Uitgangspunt is de eigen omgeving van de kinderen. Daardoor worden geografische begrippen herkenbaar en kunnen ze gemakkelijker worden aangeleerd.
Flats! De leerling in groep 5 van de Prins Willem-Alexanderschool leest het voor zoals het er staat. Gegniffel in het noodlokaal naast de school. „Het is flets, maar die hebben we hier ook niet”, zegt meester Kloosterman begripvol. „Of toch wel?”
Vingers zwaaien ongeduldig door het luchtruim. „De bejaardenflat!” Daarmee is bijna alle Staphorster hoogbouw benoemd. Het is een van de verschillen tussen een dorp en een stad. Nog een verschil: „Wie heeft er thuis een achtertuin?” Alle vingers gaan omhoog. „Wie heeft er een gróte achtertuin?” Bijna alle vingers. En de meeste leerlingen vinden ook hun voortuin groot. Terwijl stadskinderen vaak helemaal geen voortuin hebben, zegt de meester.
Met de methode ”Van Huis Uit” verkennen de kinderen van de vijf Scholen met de Bijbel in de gemeente Staphorst hun dorp en hun regio. „Heemkunde is een hiaat in veel algemene methoden”, stelt redactielid J. W. van Arnhem. „Het aardrijkskundeonderwijs in groep 5 blijft vaak erg abstract en algemeen. Wij willen de leerlingen met hun eigen leefomgeving laten kennismaken voordat de horizon zich verwijdt: in groep 6 wordt Nederland behandeld, in groep 7 Europa, in groep 8 de wereld. Doordat we hier vijf scholen hebben, is het financieel haalbaar een eigen methode samen te stellen.”
Daarmee hebben de Staphorster scholen inmiddels een naam opgebouwd. Ze namen het initiatief voor ”Meer met muziek” –uiteindelijk door Driestar Educatief uitgebracht– en ontwikkelden voor het leesonderwijs het Basproject, dat al snel landelijke uitstraling kreeg. In 1985 verscheen de eerste druk van geschiedenismethode ”Kiek ies achterumme”. Er wordt nagedacht over een herziening. Ook voor het natuuronderwijs werd een methode ontwikkeld die de regio Staphorst als uitgangspunt nam, maar die is niet meer in gebruik. „Het zou misschien best mogelijk zijn om ook dat opnieuw op te pakken.”
De eerste versie van aardrijkskundemethode ”Van Huis Uit” verscheen in 1991. „Die was aan herziening toe. De aansluiting bij de kerndoelen moest worden verbeterd. Er was bijvoorbeeld meer aandacht voor topografie en kaartvaardigheden nodig. De leerlingen moesten ook zelf meer aan de slag. Het is uiteindelijk een geheel nieuwe methode geworden.”
Naast Van Arnhem zaten ook zijn vrouw –L. van Arnhem-Slager–, directeur J. H. Koppelman en leerkracht A. J. Kuiper in de redactie. „De drie niet-directieleden zouden elk een deel van de veertien hoofdstukken schrijven, maar dat werkte niet”, zegt Van Arnhem. „We hadden een te verschillende stijl.” Zijn vrouw Lydia –evenals haar man leerkracht aan de Prins Willem-Alexanderschool– schreef uiteindelijk de gehele bundel.
Hoeveel uren daarin gingen zitten, kan ze niet zeggen. „In de beginfase deed ik het in mijn vrije tijd, maar dat bleek niet te werken. Mijn gezin, huishouden en mijn deeltijdbaan voor de klas gingen uiteraard vóór en dan blijft er niet zo veel tijd over. Je doet dan steeds maar een klein stukje en komt niet echt in de stof. Er kwam geen vaart in en ik had er ook geen plezier in. Dat was jammer, want ik houd van schrijven en ik vind het leuk om kennis over te dragen. Uiteindelijk ben ik hiervoor twee perioden van zes à zeven weken vrijgesteld van mijn werk als leerkracht. Toen kwam het pas echt goed van de grond.”
Docent F. Westerveen van de Edith Stein Hogeschool zorgde voor een blauwdruk waaraan een aardrijkskundeboek voor groep 5 moet voldoen. Alle andere medewerkers kwamen uit Staphorst: fotografen, een tekenaar (oud-leerling van de Willem de Zwijgerschool) en een vormgever.
Als de schrijfster een hoofdstuk klaar had, ging het de redactie rond en daarna gaf Westerveen er zijn visie op. De andere redactieleden maakten de eerste opzet, leverden ideeën en verzorgden het bijbehorende materiaal.
Na anderhalf jaar kon de methode proefdraaien. Lydia van Arnhem gaf in die tijd zelf les aan groep 5. „Dan bekijk je dingen soms toch weer anders dan wanneer je achter je bureau zit te schrijven. Er waren wel wat aanpassingen nodig; soms qua zinsbouw of tekstniveau, soms bleek een opdracht niet zo goed uit te voeren, of foto’s waren niet zo handig gekozen, enzovoorts.”
Dit cursusjaar is de methode voor het eerst echt in gebruik. Burgemeester J. D. Alssema zorgde voor een woord vooraf, voorzien van een jeugdfoto waarop hij in een aardrijkskundeboek bladert.
Hoofdpersonen in ”Van Huis Uit” zijn Daan en Emma, ofwel Van Arnhems zoon Hermen en zijn klasgenootje Ellen den Otter. Zij verkennen vanuit een huis –dat van redactielid Kuiper– hun dorp.
De rondvluchten die in 2011 werden georganiseerd bij het 200-jarig bestaan van de gemeente Staphorst boden redactielid Johan van Arnhem de gelegenheid samen met de twee hoofdpersonen over het dorp te vliegen en luchtfoto’s voor de methode te maken.
Het boek vertelt over Staphorst als lintdorp, over de vele boerderijen en de ruilverkaveling die momenteel actueel is. Kaartfragmenten zijn geen abstracte plattegronden, maar staan naast foto’s uit het eigen dorp.
Elke pagina heeft de plattegrond van Staphorst als achtergrond. Met icoontjes is steeds aangegeven of het een verhaaltje over Daan en Emma betreft, een informatief stukje of een opdracht. De leerlingen kunnen bijvoorbeeld zichzelf in de plaatselijke klederdracht op de foto laten zetten en die foto in het boek plakken.
Later komt de omgeving in beeld, zoals Meppel. Vervolgens wordt Staphorst als deel van de provincie Overijssel behandeld. Een kaartje laat zien uit welke vijf regio’s Overijssel bestaat. „Je leert er als leerkracht zelf ook nog van”, lacht Johan van Arnhem. Uiteindelijk komt de kaart van Nederland in beeld, en steeds is Staphorst erop aangegeven. Daarmee sluit het boek aan op de methode ”Geobas”, die in de groepen 6 tot 8 wordt gebruikt.
De ervaringen zijn positief, zegt de schrijfster. „Ik merk het dit jaar ook aan onze oudste zoon –zelf hoofdpersoon–, die nu in groep 5 zit. Hij herkent in het dorp en in de omgeving soms dingen die hij geleerd heeft in ”Van Huis Uit”. De inhoud staat dicht bij de belevingswereld van de kinderen.”
Aan de methode, die ook op digibord kan worden gebruikt, is een handleiding voor de leerkracht toegevoegd. Verder is een dominospel ontwikkeld: leerlingen zoeken foto’s van het vooraanzicht en het bovenaanzicht van een gebouw bij elkaar. Aan het eind van het schooljaar krijgen de leerlingen het boek mee naar huis.