Meditatie
Romeinen 3:31
„Doen wij dan de wet teniet door het geloof? Dat zij verre; maar wij bevestigen de wet.”
Er wordt gezegd dat we leven „door het geloof van de Zoon van God” (Galaten 2:20). Het is een genade die de Zaligmaker een aangename verblijfplaats, een woning in het hart bereidt, omdat ze werkt door de liefde tot Hem, „opdat Christus door het geloof in uw harten wone” (Efeze 3:17). Het geloof is „een vaste grond der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet” (Hebreeën 11:1). Ons tegenwoordige en eeuwige deel ligt vast in het geloof: „Heeft God niet uitverkoren de armen van deze wereld, om rijk te zijn in het geloof?” (Jakobus 2:5).
Kortom, het is een genade die het hart reinigt, door de liefde werkt en de wereld overwint. „Welke door het geloof koninkrijken hebben overwonnen, gerechtigheid geoefend, de beloftenissen verkregen, de muilen der leeuwen toegestopt; de kracht van het vuur hebben uitgeblust, de scherpte des zwaards zijn ontvloden, uit zwakheid krachten hebben gekregen, in de krijg sterk geworden zijn, heirlegers der vreemden op de vlucht hebben gebracht” (Hebreeën 11:33-34). Het is een genade die het schepsel ontledigt, een genade die een sterke hand heeft, Christus aangrijpt, als een oog dat op Christus ziet, als een mond die Christus eet en al het nodige van Christus ontvangt. Deze genade zoekt de eer van God en voedsel voor de ziel. Het is ook een genade die altijd zal blijken uit de vruchten.
William Huntington,
predikant te Londen
(”De wet bevestigd door het geloof in Christus”, 1786)