De Onzichtbare is zo persoonlijk als Jezus van Nazareth is
God is een Geest, dus onzichtbaar, zweverig en vaag?
Zo vaag als Pinksteren voor mensen buiten de kerk lijkt te zijn, zo onduidelijk lijkt het in de kerk soms te zijn wat het betekent dat God persoonlijk is. We vinden het allemaal weleens moeilijk om ons God echt voor te stellen als Iemand, een Persoon. Misschien is zelfs weleens tegen je gezegd dat je dat ook niet eens mag doen, omdat je dan meteen aan iemand gaat denken met een lichaam, dus met handen, voeten, ogen. „Dat mag je niet doen”, zo klinkt de tegenwerping, „want in de Bijbel staat: „God is een Geest.”” Inderdaad staat er in Johannes 4:24: „God is (een) Geest.” De vraag is wel of we God met deze woorden niet te vaak en te snel laten ‘vervluchtigen’.
Allereerst dit: de Heere gebruikt Zelf in de Bijbel lichaamstaal om aan ons duidelijk te maken wie Hij is. Het is nu eenmaal zo dat we bij luisteren aan een oor denken en bij zien aan een oog en bij ingrijpen aan handen en bij naar iemand toegaan aan voeten. De Heere past Zich in Zijn spreken aan ons aan, zodat wij –tot op zekere hoogte– kunnen begrijpen wie Hij is. Deze zogenaamde antropomorfismen (mensvormige uitdrukkingen over God) zou je zelfs nog kunnen uitbreiden met uitdrukkingen die ontleend zijn aan de dierenwereld. Zo vergelijkt Amos het spreken van de Heere met het brullen van een leeuw (Amos 3:8). Deze manier van spreken is blijkbaar niet in strijd met „God is (een) Geest.”
Hersenen
Dat God geen lichaam heeft, betekent bovendien niet dat het onzin is om over Hem als een Persoon te spreken. Dat is wel een veelgebruikte tegenwerping. Welke redenering wordt dan gevolgd? Als God een persoon is dan heeft Hij een lichaam; Hij heeft geen lichaam, dus is Hij geen persoon. De vraag is of de eerste bewering wel juist is. Er is nog nooit een bewijs geleverd dat het hebben van zoiets tastbaars als een lichaam een noodzakelijke voorwaarde is voor echt ”iemand” zijn.
Als dat tastbare de testcase is, kan men zich afvragen of we voortaan een robot ook niet als persoon moeten behandelen. Zo niet, dan is iets wat niet tastbaar is niet per definitie geen persoon, omdat met lichaam blijkbaar toch ook weer meer bedoeld is dan botten, aderen en allerlei chemische processen. Het is overigens wel een erg materialistische opvatting, die je vooral tegenkomt bij aanhangers van ”Wij zijn ons brein”. Zij ontkennen dat er een vorm van bewustzijn is die meer omvat dan de meetbare processen in de hersenen. In de hedendaagse psychologie is er trouwens ook weer meer oog gekomen voor wederzijdse beïnvloeding van lichaam en geest.
Het is dus kortzichtig om persoon-zijn allereerst te verbinden met het hebben van een lichaam. Als iemand gestorven is en we ‘alleen’ nog zijn of haar lichaam zien, zeggen we toch: „Hij is niet meer.”
Leven
Nu terug naar Johannes 4:24. Wanneer je de betekenis van een tekst wilt leren kennen, let je op de omgeving van de tekst. Het zijn in ieder geval woorden die staan in verband met Jezus’ spreken over de Vader. Wil je iets weten over deze Vader? God is (een) Geest! En deze woorden hebben te maken met de vraag van de Samaritaanse vrouw op welke plaats ze God moet aanbidden. Wil je iets weten over het aanbidden van God? God is (een) Geest! Die twee dingen moeten we dus meenemen bij de uitleg van deze woorden.
Wat misschien ook op het verkeerde been zet is het onbepaalde lidwoord ”een”, dat ik hierboven al tussen haakjes geplaatst heb. Dat hoort er niet te staan. De letterlijke vertaling uit het Grieks: „Géést is God”, klinkt op het eerste gezicht al heel anders dan „God is een Geest.” Daarom willen we toch nog eens wat verder naar deze woorden kijken, die God als het ware definiëren.
Heel nadrukkelijk wijst Jezus met deze woorden op het karakter van God de Vader als ”Geest”. Het eerste wat hiermee gezegd wordt, is niet iets negatiefs, wat God niet is: Hij heeft geen lichaam. Dan doen we deze woorden tekort. Het is waar dat we bij Hem niet aan iets van materie moeten denken of dat Hij op enige manier aan een bepaalde plaats gebonden is. Zo kun je de lijn trekken naar de woorden over het aanbidden: het is niet Gerizim of Jeruzalem, want het kan overal. Maar het gevaar is dat we over God abstract gaan denken, in verheven ijle hoogten en los van de wereld.
Wat is het heerlijke van deze woorden? Het wijst ons op God als het Leven. Geest is God, dat is: Leven is God. „Bij U, Heere, is de levensbron.” Het gaat in deze tekst om de levenwekkende activiteiten van God. Jezus had zojuist gesproken over het „levende water.” Leven wekken is wat bij het spreken over de Geest van God in het Oude Testament vooropstaat. Ook Johannes geeft die verbinding weer in de woorden van Jezus: „De woorden die Ik tot u spreek zijn geest en zijn leven” (Joh. 6:53).
Vlees en bloed
God is de levende God. Hij is onophoudelijk actief als de levenschenkende Geest. Dat betekent vervolgens ook dat er voor Hem geen beperkingen zijn die er voor een schepsel wel zijn. Als de Schepper kan Hij over de grens van Schepper en schepping heen komen en Hij deed dat in Zijn Zoon. „Geest is God” is ten diepste het geheim dat Hij in levenden lijve voor de Samaritaanse vrouw staat in de Zoon in Wie Hij ”Geest is God” verbonden heeft aan vlees en bloed. Zo zal Hij aan de wereld het leven geven!
Kijk, zo blijven die woorden niet in de lucht hangen, maar hebben ze betrekking op wat God op deze aarde doet. De onzichtbare God is zo persoonlijk als de zichtbare Jezus van Nazareth is.
Zeker, het zegt ook iets over de wijze van aanbidden van de Vader, namelijk „in geest en waarheid.” Er zijn uitleggers die hier denken aan de Heilige Geest en de Heere Jezus (de Waarheid). Het is waar dat de Vader Zich laat kennen en aanbidden door de Zoon en de Geest. Toch hebben die woorden ”aanbidden in geest” ook te maken met hoe wij tot God komen als de ”God is Geest”. Bij de levenwekkende God hoort het aanbidden van een dorstige, hongerige ziel. We komen naar de kerk, niet om er een lichaam heen te brengen, maar om de woorden van geest en leven te horen, om die als het ware in te drinken en op te eten. Zo krijgt de onzichtbare God gestalte in Zijn volk, dat het beeld van Zijn Zoon begint te vertonen. Vage christenen zorgen echter voor een vaag beeld van God.
Dr. M. J. Kater, christelijk gereformeerd predikant te Sint Jansklooster en docent apologetiek aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl Verder lezen over dit onderwerp
Commentaren op Johannes 4.
Stephen Charnock, The Existence and Attributes of God, Grand Rapids 1996 (1853) , 176-275
Colin E. Gunton, Act and Being. Towards a Theology of the Divine Attributes, Londen 2002.