Cultuur & boeken

Tijd staat een beetje stil in de buik van een woonboot

„Als de zon het water vangt en ik de reflectie ervan op mijn plafond zie dansen.” Het is voor Paul een van de mooie kanten van wonen op het water. Er zijn ook schaduwzijden aan dit bestaan, zoals het vele onderhoud of de kou. Achttien Amsterdammers vertellen erover in ”Nooit nooit nooit meer aan de wal”.

Gert de Looze

23 May 2013 10:26Gewijzigd op 15 November 2020 03:43
Even een luchtje scheppen. Foto Friso Spoelstra
Even een luchtje scheppen. Foto Friso Spoelstra

Niet iedereen hikt tegen het klussen aan. Ton houdt ervan. „Zelfs als ik roest wegschraap, een klus waar weinig mensen zin in hebben. Voor mij is het altijd een gelukkig weerzien met de klinknagels.”

Schrijver Jowi Schmitz en fotograaf Friso Spoelstra trokken twee jaar langs woonboten in Amsterdam, zoekend naar „de stem van het water.” Het leverde een lijvig boek op met achttien portretten van alleenstaanden, echtparen en gezinnen met kinderen. Dankzij de veelkleurigheid van de geïnterviewden krijgt de lezer zicht op de bonte groep van scheepseigenaren en begint hij te snappen wat deze mensen „in dat nat te zoeken hebben.”

Soms kriebelt het vanbinnen en lijkt het zoeken naar woonbootadvertenties een kwestie van tijd. Niet in de laatste plaats vanwege de inbreng van Friso Spoelstra. Hij fotografeerde het interieur en exterieur van woonboten en -arken en hun omgeving. Hij legde bewoners op de gevoelige plaat vast en verdient onder andere een pluim voor de prachtige sfeerfoto’s van schepen in de winter en in de nacht.

Woonbootbewoners praten soms vol passie over hun onderkomen en over hun vrije bestaan. „Door het bewegen van een schip wordt de veranderlijkheid voelbaar. Alles, inclusief de mens, mag op het water net iets meer zijn gang gaan”, zegt Ger.

Martijn en Karin genieten van het „binnenbootse” leven. Van zwanen die ’s ochtends tegen de ramen tikken, van de afwezigheid van buren en van de geborgen sfeer. In de buik van een schip staat de tijd volgens hen een beetje stil. Lucas: „De spanten, de klinknagels, de ronding van het schip, je wílt er goed voor zorgen.”

Niet altijd gaat de liefde voor het woonbotenbestaan over van vader op zoon. Het gezin Bergeijk telt vijf personen. Veel ruimte is er niet aan boord, maar dat deert vader Cornie niet. „Je leeft intensief met elkaar. Je moet elkaar de ruimte gunnen. Dat is het geheim, denk ik.” Zoon Coen (1992) denkt er anders over: „Het is hier te klein en te donker. Je zit echt in een doos. Ik mis het uitzicht.”

Er blijft wat het verbouwen betreft in hun schip altijd iets nieuws te veroveren, vertellen Michel en Mariken. Soms wordt Mariken moe van de eindeloze stroom klussen die wacht, maar „als ze gaan varen, de motor aanslaat en de kastjes gaan trillen en het hele schip tot leven komt, weet ze waarvoor ze het doet.”

Els: „Bij wonen op het water hoort chronisch klussen.” Paul vraagt zich af tot welke leeftijd hij nog over de gangboorden wil kruipen met krabber, staalborstel en verfkwast. Het onontkoombare onderhoud heeft ook voordelen. Lucas, bouwer van kopieën van barokhobo’s: „Een schip dwingt je om dingen aan te pakken. Dan moet je soms over je eigen perfectionisme heen stappen.”

De achttien portretten gaan niet alleen over het waterleven, maar vertellen ook het levensverhaal van de betrokkenen. Soms komt een specifiek thema aan de orde, zoals het gevecht om een ligplaats of het leven als binnenvaart­schipper. De ene keer is een echtpaar aan het woord dat alles keurig voor elkaar lijkt te hebben. Op een ander moment gunt een scharrelaar een inkijkje in zijn leven en in zijn boot, waar niets spic en span oogt.

Jowi Schmitz gebruikt vaak mooie woorden om de verhalen van de bootbewoners te vertellen. Wat jammer dat ze aan het eind van het boek ontspoort met de vloek in het relaas van Yoko.

Leven op een boot is een actieve manier van wonen, concludeert Ed. „Je moet veel zelf verzinnen en daar lol in hebben. Wij vinden wonen in een bouwput geen straf.” Max zit ’s winters wolkjes te blazen bij de kachel. Volgens Els zijn de meeste schepen echter „helemaal niet koud in de winter. En zinken is ook niet aan de orde van de dag.”

>>rd.nl/bootbewoners voor andere woonbootverhalen.


Boekgegevens

Nooit nooit nooit meer aan de wal, Jowi Schmitz (tekst) en Friso Spoelstra (foto’s);
uitg. Lemniscaat, Rotterdam, 2013; ISBN 978 90 477 0462 1; 276 blz.; € 24,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer