„Veel vooroordelen over cyberpesten kloppen niet”
DEN HAAG. Cyberpesten komt voor en kan jongeren zwaar beschadigen. Maar de meeste kinderen hebben er geen last van en maken zich er niet aan schuldig. En veel vooroordelen over digitaal jennen –bijvoorbeeld: meisjes doen het vaker dan jongens– kloppen niet.
Dat pestgedrag via sociale media geen probleem is, zal Sindy Sumter, onderzoekster aan de Universiteit van Amsterdam (UvA), niet zeggen. Maar ze wil de zaak wel relativeren. „Sociale media hebben voor kinderen ook, en misschien wel vooral, positieve effecten. Ze leren er communiceren. Verlegen kinderen kunnen op deze manier makkelijker contacten leggen dan in het echte leven.”
Sumter, die gisteravond een bijdrage leverde aan een door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) georganiseerde debatavond, gaf aan dat slechts een kleine groep jongeren online gepest wordt. „De meeste kinderen en jongeren lijken er geen last van te hebben.”
Lijken, want hoewel Sumter al sinds 2010 bezig is het verschijnsel cyberpesten onder jongeren in kaart te brengen, is er van dit onderwerp nog maar weinig bekend. Pas over een paar jaar kan de onderzoekster afgeronde onderzoeksresultaten presenteren.
Toch zijn er al wel voorlopige conclusies te trekken. Een ervan is dat het wijdverbreide idee dat cyberpesten vooral anoniem plaatvindt, niet juist is. „Van degenenen die via sociale media gepest worden, weet 85 procent wie de dader is. Het pesten gebeurt via sms, via het chatten met vrienden, tijdens het gamen of hoe dan ook. Meestal verbergen de daders hun identiteit niet.”
Nog zo’n vooroordeel dat niet klopt: de mogelijkheid van cyberpesten leidt tot nieuwe daders en nieuwe slachtoffers, oftewel: de wraak van de nerds. Onderzoek laat echter zien, aldus Sumter, dat het ruwweg dezelfde groep is die zowel online als offline wordt gepest. „Geen enkel kind wordt alléén maar digitaal gejend.”
Maar meisjes maken zich er toch vaker schuldig aan dan jongens? Niets van waar, ontdekte de onderzoekster. „Er is op dit punt geen noemenswaardig verschil tussen de seksen.”
Een vraag die Sumter interesseert en waar haar onderzoek zich deels op richt, is welke factoren ertoe leiden dat kinderen online gepest worden. „Sommige kinderen zijn er veel gevoeliger voor dan andere. Wat we al weten, is dat die gevoeligheid samenhangt met onder meer sociale angst en depressiviteit. Maar hoe meer we hierover te weten komen, hoe beter we mensen kunnen helpen die last hebben van cyberpesten.”
Vergelijkbare conclusies trok dinsdagavond Patti Valkenburg, hoogleraar media, jeugd en samenleving aan de UvA. Zij houdt zich bezig met een grootschalig, langjarig onderzoek naar de effecten van mediagebruik op mensen, bijvoorbeeld als het gaat om agressie, concentratie en seksualiteit. Die effecten zijn voor grote groepen mensen gering, maar voor een kleine groep groot, stelde zij gisteren.
Om werkelijk verder te komen met dit onderzoek, is een omslag in de wetenschappelijke benadering van media-effecten nodig, stelt Valkenburg. „We moeten af van het in het algemeen vast willen stellen van media-effecten op mensen, en we moeten meer oog krijgen voor de grote individuele verschillen die er in dit opzicht bestaan. Dat gebeurt tegenwoordig ook in de gezondheidszorg. Ook daar wordt medicatie steeds meer op het individu afgestemd.”