Oorlog Syrië kan uitlopen op wereldbrand
Steeds meer landen bemoeien zich met het conflict in Syrië. Het is niet onwaarschijnlijk dat het conflict zich ontwikkelt tot een regionale oorlog of zelfs een brandhaard op wereldschaal, stelt Martin Janssen.
Abd al-Bari, redacteur bij de krant Al-Quds al-arabi, voorspelde recentelijk op sombere toon dat het Midden-Oosten aan de vooravond staat van een totale regionale oorlog die de potentie heeft zich tot een wereldoorlog te ontwikkelen.
De Syrische crisis verdeelt zowel het Midden-Oosten als de internationale gemeenschap in twee kampen die steeds onverzoenlijker tegenover elkaar staan. Er zijn strategische allianties ontstaan, maar alle betrokken partijen weten dat de spelregels drastisch wijzigen op het moment dat Israël direct bij het conflict betrokken raakt. Dit moment lijkt na de recente Israëlische luchtaanvallen op Damascus (RD 6-5) aangebroken.
In tegenstelling tot het Westen was de Israëlische regering vanaf het begin weinig enthousiast over de zogeheten Arabische lente. De uitkomsten hiervan in de diverse buurlanden bevestigen de Israëlische vrees. Egypte zakte weg in een politiek en economisch moeras. De voor Israël strategisch belangrijke Sinaïwoestijn veranderde in een broeiplaats voor radicale jihadistische bewegingen.
Vanwege deze alarmerende ontwikkelingen aan zijn zuidgrens werd het in stand houden van relatieve rust in de noordelijke Golan voor Israël topprioriteit. Onder meer de totaal onverantwoorde westerse politiek ten opzichte van Syrië plaatste Israël voor enkele moeilijke dilemma’s.
Aan het begin van de Syrische crisis ontstond er een gevaarlijke en onnatuurlijke alliantie tussen westerse landen enerzijds en Turkije, Qatar en Saudi-Arabië anderzijds. Terwijl het Westen de problemen in Syrië vrijwel uitsluitend bezag als de opstand van een democratische volksbeweging tegen een dictatoriaal regime, zagen het soennitische Turkije, Qatar en Saudi-Arabië de strijd in Syrië vooral vanuit een religieus perspectief. Het verdrijven van het alevitisch regime in Damascus moet de soennitische meerderheid aan de macht brengen. Daardoor zou het gevreesde Iran worden verzwakt en de regionale, op religie gebaseerde machtsbalans in hun voordeel wijzigen.
Deze doelstellingen zouden niet of slechts gedeeltelijk worden gerealiseerd wanneer er een politieke oplossing zou komen. Daarom waren de vredesmissies van Kofi Annan en Brahimi bij voorbaat gedoemd te mislukken. De Syrische oppositie in het buitenland weigerde, mét de goedkeuring van het Westen, iedere dialoog met het Syrische regime. Tegelijkertijd voerden Qatar en Saudi-Arabië de bewapening van de militaire vleugel van de Syrische oppositie verder op. Daarbij legden deze landen evenals in 2011 in Libië een voorkeur aan de dag voor milities die hun eigen onverzoenlijke wahabitische staatsideologie delen. Het resultaat hiervan is dat al-Qaida en ideologisch verwante groeperingen het beeld van de gewapende Syrische oppositie bepalen en inmiddels ook actief zijn op de Golanhoogte, waar het Syrische leger zich grotendeels heeft teruggetrokken.
De Israëlische luchtaanval op Damascus vond plaats aan de vooravond van het bezoek van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, John Kerry, aan Moskou. Dat lijkt geen toeval. In Moskou werd aangekondigd dat de Verenigde Staten en Rusland overeenstemming hadden bereikt over het organiseren van een internationale conferentie waar vertegenwoordigers van het Syrische regime en de oppositie samen aan een politieke oplossing zouden gaan werken.
Exact hetzelfde scenario als na de Genèveakkoorden van juni 2012 herhaalde zich echter. Toen liet Hillary Clinton, tot woede van haar Russische ambtsgenoot Sergei Lavrov, onmiddellijk weten dat het vertrek van de Syrische president Assad een absolute voorwaarde voor vrede was. Haar opvolger John Kerry liet kort na de recente aankondiging in Moskou van een internationale Syriëconferentie eveneens weten dat hij zich niet kon voorstellen dat de Syrische president Assad onderdeel kon zijn van een politieke oplossing. Dergelijke reacties maken duidelijk dat de Syrische burgeroorlog uitsluitend op militaire wijze zal worden beslecht.
In dit verband is de inhoud van een recente toespraak van Hezbollahleider Nasrallah hoogst opmerkelijk. Nasrallah was net terug van een reis naar Iran, waar hij onder meer langdurig gesproken had met generaal Qasem Suleimani, die aan het hoofd staat van de al-Qudsbrigades. Iran en Hezbollah steunen het Syrische bewind. Nasrallah concludeerde in zijn toespraak dat twee jaar oorlog in Syrië bewezen had dat de gewapende oppositie niet in staat was het regime in Damascus ten val te brengen. Hij waarschuwde de Syrische milities met de woorden: „Tot op heden hebben jullie uitsluitend en tevergeefs tegen het Syrische leger gevochten. Hoe zal het worden als de verzetsbewegingen en andere bevriende landen van Syrië militair zullen interveniëren?”
De uitspraak leek een verwijzing naar berichten dat de Iraanse generaal Suleimani bezig zou zijn met het samenstellen van een leger van 150.000 strijders dat vooral zou bestaan uit sjiieten uit Irak, Pakistan en de Arabische Golfstaten. Ook zouden landen die het Syrische regime steunen, bereid zijn militairen te sturen.
Vandaar dat de andere partij in het conflict, de Syrische oppositie, alles in het werk stelt om de Verenigde Staten er militair bij te betrekken. De Amerikaanse president Obama heeft zich tot dusver uiterst terughoudend opgesteld. Wel heeft hij meerdere keren gezegd dat het inzetten van chemische wapens in Syrië een ”rode lijn” zou zijn. Dit verklaart mogelijk waarom iedereen op dit moment probeert te bewijzen dat het Syrische regime inderdaad chemische wapens heeft gebruikt.
De laatste in dit rijtje is de Turkse premier Tayyib Erdogan, die deze week Washington bezocht. In een interview met NBC News liet Erdogan weten „dat het duidelijk is dat het Syrische regime chemische wapens heeft gebruikt. De ”rode lijn” van Obama is allang overschreden. De Verenigde Staten moeten nu stappen ondernemen.”
Gezien de huidige gespannen internationale situatie lijkt het vrijwel uitgesloten dat bij een eventuele militaire interventie van de NAVO in Syrië de grootmachten Rusland en China zich onbetuigd zullen laten. Dit alles onderstreept de geloofwaardigheid van de sombere voorspellingen van Abd al-Bari.
De auteur is arabist en woont in de Jordaanse hoofdstad Amman. Hij schrijft geregeld artikelen voor deze krant.