Bijbel niet alleen voor ingewijden
Jezus sprak in de taal van Kanaän, maar dat deed Hij niet in de tale Kanaäns. Hij sprak geen speciale taal voor ingewijden.
Dr. B. Plaisier hield met deze woorden een pleidooi voor „een vertaling voor het geheel van land, volk en kerk” in plaats van „de engte van de groepstaal.” Hij zei dat maandag in Soesterberg tijdens de presentatie van ”Werk in uitvoering”, deel drie, van de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV).
Dr. Plaisier zei het onverdraaglijk te vinden als de kerk haar energie zou steken in het toegankelijker maken van de bijbeltaal van een voorbije tijd, of zich bezig gaat houden met een poging om een nieuwe bijbelvertaling kenmerken te geven van een kerktaal. „De voornaamste passie van de kerk zou moeten zijn dat het Woord beschikbaar is in de taal van de gemiddelde Nederlander en dat er geen taalbarrières zijn om de Bijbel te kunnen lezen en verstaan.” Die taak hebben we ook naar jongeren toe, vindt Plaisier. Cijfers wijzen uit dat 77 procent van jongeren geen geestelijke boeken leest, 12 procent leest de Bijbel.
Volgens Plaisier is er een historisch moment aangebroken. „Voor het eerst in onze geschiedenis is er een mogelijkheid dat alle kerken in ons land, van rooms-katholiek, orthodox en protestant, tot pentecostaal en Joods, samen kunnen kiezen voor een gemeenschappelijke kerkbijbel. We moeten ons als kerken wel honderd keer bedenken voordat we een beslissing nemen die deze nieuwe gemeenschappelijke vertaling tot een hobbyvertaling van enkele kerken zou maken. Ik pleit er daarom voor dat leidinggevenden van de kerken zich tot het uiterste zullen inspannen om deze vertaling gemeenschappelijk te aanvaarden.”
Bisschop drs. A. L. Hurkmans van ’s-Hertogenbosch ging in op de gangbare mening dat rooms-katholieken weinig met de Bijbel hebben. Daar zit misschien een kern van waarheid in, erkende hij, want in een doorsnee rooms-katholiek gezin staat lang niet altijd een Bijbel in de boekenkast. „Bij rooms-katholieke mensen zal de Bijbel niet zo gauw de status van bestseller krijgen. Maar na het Tweede Vaticaans Concilie is er wel hernieuwde aandacht voor de volle rijkdom van de Bijbel gekomen.”
Desondanks is het niet alléén de Bijbel die telt in de Romana. „Het gaat in de Katholieke Kerk niet alleen om de Schrift, maar ook om de overlevering, ook om het leraarsambt. Deze drie elementen vormen de grondpijlers van de kerk. De overlevering en de Schrift komen uit dezelfde goddelijke bron voort. De overlevering geeft het Woord van God ongerept door aan de opvolgers van de apostelen. We putten dus zeker niet alleen uit de Heilige Schrift, maar ook uit de overlevering.”
In dat kader zei Hurkmans dat de Nederlandse bisschoppen besloten hebben een eigen liturgische bijbelvertaling op de markt te brengen. De NBV wordt ook door de RK-Kerk onderschreven voor privé-gebruik, voor diensten van niet-liturgische aard, of voor oecumenische vieringen. Als reden voor een eigen liturgische vertaling voerde hij aan dat de liturgie, met haar combinatie van gebeden en schriftgedeelten en toelichtende opmerkingen, een eenheid moet blijven, ook in verband met het wereldwijde karakter van de RK-Kerk.
Dr. S. J. Noorda, voorzitter van de begeleidingscommissie van de NBV, belichtte de achtergronden van de totstandkoming van de NBV als „standaardvertaling voor kerkelijk en algemeen gebruik.” Men beoogt nog steeds een vertaling die niet alleen in de kerkelijke context gebruikt gaat worden, maar die ook laat zien dat de Bijbel algemeen cultuurbezit is.
Noorda constateert dat een goede samenwerking over de confessionele grenzen heen mogelijk is geweest. „Er is een rustiger fase in het vaderlandse dispuut der bijbelvertalers ingetreden. De even eenvoudige als energieverslindende tegenstelling tussen dynamisch-equivalent en formeel-equivalent vertalen heeft duidelijk haar langste tijd gehad. Bevorderend is ook geweest de aansluiting van het bijbelvertaalwerk bij de algemene vertaaltaalwetenschap en vertaalpraktijk.”
Dr. Noorda heeft de afgelopen tien jaar een grote bereidheid tot samenwerken bij de NBV geconstateerd. „De vertaalstrategie van brontekstgetrouw en doeltaalgericht bleek in de praktijk te werken. Het resultaat was: goed en sterk Nederlands in teksten die het karakter, de stijlkenmerken en de inhoud van het origineel tot in de details weten over te brengen. Ook roemde hij de aandacht in de NBV voor de grotere tekstsamenhangen en het honoreren van het historische perspectief.
Zonder regelmatige hervertaling gaat het niet, benadrukte dr. Noorda. „De drang naar een nieuwe vertaling is een gezonde drang. Er is echter ook een andere kant: mensen ervaren een nieuwe vertaling als verlies vanwege de hang naar het oude en vertrouwde, de behoefte aan het houvast van vertrouwde betekenissen in die vertalingen. Die hang naar het oude verdient meer dan alleen respect”, zei Noorda. „De nieuwe vertaling betekent echter ook niet dat haar taal het nieuwste van het nieuwste is. Een nieuwe vertaling doet er goed aan binnen de bandbreedtes van de gevestigde taal te blijven. Het nieuwste van het nieuwste is het snelst verouderd.”
Volgens Noorda kan vertalen niet zonder interpretatie. „De vertalers van de NBV hebben echter niet vanuit een bepaalde interpretatie vertaald; ook ging de theologie de vertaalkeuze niet vooruit.”