Conformisme rond homohuwelijk verstikkend
De overweldigende consensus over het homohuwelijk die zich in het Westen aftekent, is een verschrikking voor iedereen die diversiteit en tolerantie positief waardeert, betoogt Brendan O’Neill.
Ik houd me al twintig jaar bezig met politiek. In die periode heb ik me achter een aantal tamelijk onpopulaire campagnes gesteld en me verschillende keren verzet tegen een benauwende maatschappelijke consensus. Maar nooit heb ik een kwestie als het homohuwelijk meegemaakt, waarin de ruimte voor verschil van mening zo snel afnam en waarin de consensus gewoonweg verstikkend is. Het is de enige kwestie waarbij ik tijdens een ”after-dinner speech” werd uitgejouwd toen ik het onderwerp vanuit seculier-liberaal perspectief bekritiseerde, en waarvoor ik doodsbedreigingen ontving. Het is de enige kwestie waarbij ik van zowel harde rechtse als softe linkse mensen de meest verschrikkelijke verwensingen kreeg.
Velen becommentariëren de enorme toename van de acceptatie van het homohuwelijk. De Amerikaanse journalist Christopher Caldwell van de Weekly Standard schrijft dat het homohuwelijk binnen een decade van een bespottelijkheid een dogma werd. Het tijdschrift Time heeft het over een „seismische sociale verandering”, die sneller en onverwachter plaatsvond dan enige andere verandering in de publieke opinie.
Schoolvoorbeeld
Hoe verklaren we deze buitengewone consensus, die veelzeggend wordt aangeduid als „capitulatie” voor het homohuwelijk door haast iedereen in het openbare leven? En is het een goede zaak? Er was immers een verhit debat over een nieuw burgerrecht, en de voorvechters hebben toch gewonnen? Nee, ik denk het niet. Ik denk zelfs dat we dit niet eens een consensus kunnen noemen. Dat zou namelijk inhouden dat verschillende elementen vrijwillig samenkomen om overeenstemming te bereiken.
Je kunt het beter conformisme noemen: een onder druk langzaam, maar zeker slachtofferen van kritisch denken en verschil van opinie om te accepteren wat door degenen die het in de samenleving voor het zeggen hebben als goed wordt gedefinieerd, namelijk het homohuwelijk. De kruistocht voor het homohuwelijk is een schoolvoorbeeld van conformisme, een benauwend inzicht in de manier waarop zacht autoritair optreden en groepsdruk in de moderne tijd worden gebruikt om elke visie die wordt ervaren als overdreven veroordelend, ouderwets, discriminerend, fobisch of anderszins onbehoorlijk, naar de marge te drukken.
De verandering in het denken over het homohuwelijk is bijzonder opmerkelijk. Het homohuwelijk wordt nu niet alleen overdreven gepromoot door regeringspartijen in talloze landen, maar wordt ook geaccepteerd door degenen die het ooit venijnig afkraakten. David Frum bijvoorbeeld, een rechtse journalist en later tekstschrijver voor president George W. Bush, argumenteerde eind jaren 90 tegen de nieuwe gedachte om homo’s toe te staan om te trouwen. Nu maant hij de Republikeinen echter aan om de herdefinitie van het huwelijk waartegen hij ooit waarschuwde, te omhelzen. Amerikaanse Republikeinen, en zeker jonge, behoren nu tot de meest uitbundige voorvechters van het homohuwelijk.
In liberaal politieke kringen lopen ze haast in ganzenpas achter het homohuwelijk aan. Toen Hillary Clinton in maart Barack Obama volgde en zich achter het homohuwelijk stelde, had dat een domino-effect in de Amerikaanse Senaat. Binnen drie weken volgden veertien senatoren haar. De verwachting dat elke fatsoenlijke politicus het homohuwelijk omhelzen zal, is zo uitgesproken dat The Guardian een artikel publiceerde met de kop: ”De laatste drie: de Democratische senatoren tegen het homohuwelijk”. De krant verlangde te weten wanneer deze drie –die natuurlijk aan de schandpaal genageld werden– zich in de rij zouden voegen.
Ja, zo gaat het echt. De acceptatie van het homohuwelijk is ondertussen zo sterk verankerd dat we artikelen zien verschijnen over de eigenaardige mensen die ertegen zijn, in plaats van artikelen over mensen die ooit gezien werden als getikt omdat ze het promootten. Tegenstanders van het homohuwelijk worden door de pers op dezelfde manier behandeld als de onruststokers die in het verleden opkwamen voor homorechten: ze zijn vreemde, verdorven schepselen, en we wachten met ingehouden adem op hun berouw en overgave aan de algemeen geaccepteerde waarden.
Martin Luther King
Ook de publieke opinie is ingrijpend veranderd. Een recente peiling in de VS gaf aan dat 58 procent van de Amerikanen voor het homohuwelijk is. Tien jaar geleden was dat 37 procent. Uit een Engelse peiling bleek dat 62 procent van de Engelsenvoor en 31 procent tegen het homohuwelijk is. Sommigen vinden dat een goede zaak. Maar ik voel meer voor wat journalist Christopher Caldwell zegt: „In vrije samenlevingen verandert de publieke opinie niet zo snel. Of de opinie verandert in werkelijkheid minder snel dan het lijkt, of de samenleving is niet zo vrij als we dachten.”
Vooral de gedachte dat de „seismische verandering” in de politieke en publieke opinie te danken is aan de strijd die de voorvechters van het homohuwelijk hebben geleverd, is ongelofelijk weinig overtuigend. Een columnist van The Guardian die kwistig strooit met citaten van de zwarte burgerrechtenbeweging in de VS, zegt dat de „adembenemende” opkomst van het homohuwelijk laat zien dat Martin Luther King gelijk had toen hij zei: „De boog der geschiedenis is lang, maar buigt altijd naar het recht.” De ontwikkelingen rond het homohuwelijk laten zien wat voorvechters kunnen bereiken wanneer ze „idealisme met actie” combineren.
Welke actie? Waar? Door King voor het voetlicht te halen, maakt de columnist alleen maar duidelijk hoe ongewoon de campagne voor het homohuwelijk eigenlijk is: er was geen massale Mars op Washington voor het homohuwelijk; er waren geen straatgevechten; de politie heeft geen waterkanonnen en honden hoeven in zetten en niemand hoeven oppakken. Er is in het geheel geen openbare actie geweest, en al helemaal niet van de soort die de Senaat van de VS zo zou verschrikken dat zijn leden een voor een de noodzaak voelden om te buigen voor de zaak van het homohuwelijk.
Elite
In werkelijkheid zegt de buitengewone opkomst van het homohuwelijk vooral iets over het politieke en morele conformisme van onze tijd; over het griezelig veroordelende niet-oordelen van onze pc-tijd; over de manier waarop in een onkritische tijd als de onze ideeën met een alarmerend gemak in hoog tempo dogma’s worden; over de strijd om te zeggen wat je vindt en je te hechten aan je geloof in een tijd waarin twijfel aan de publieke opinie en verschil van inzicht als een ziekelijke afwijking worden gezien. Het homohuwelijk laat prachtig zien hoe in deze tijd politieke verhalen worden vervalst en hoe mensen worden bewerkt om dat te slikken.
In feite is het meest schokkende aan het homohuwelijk dat het begon bij de elite. In zijn nieuwe boek, ”From the Closet to the Altar. Courts, Backlash and the Struggle for Same-Sex Marriage”, beschrijft Michael Klarman hoe rechters, geen straatvechters, de voorhoede vormden in de campagne voor het homohuwelijk. Het is zelfs bizar hoe hij rechters een „aparte subcultuur” van de culturele elite noemt, die „ertoe neigt nog liberaler te zijn dan het algemene publiek in kwesties als gendergelijkheid en homogelijkheid.”
Nu het homohuwelijk een soort common sense is geworden, is het moeilijker geworden om ertegen te zijn. Het kan zelfs je sociale en morele positie in gevaar brengen. De common sense van het homohuwelijk lijkt heel subtiel op een dogma. Een debat over het homohuwelijk wordt impliciet gedemoniseerd. Sommigen zeggen dat er geen erkenning mag zijn van subtiliteiten en culturele verschillen inzake het homohuwelijk, omdat er maar één juist antwoord is in deze kwestie.
Degenen die benadrukken dat er culturele verschillen zijn in de opvattingen over het homohuwelijk –of nog erger, ertegen zijn– voelen de hete adem van de voorvechters in hun nek. Tegenstemmers in Amerikaanse referenda werden door respectabele politici en media uitgescholden voor alles wat mooi en lelijk is: „slecht geïnformeerd”, „misleid”, „jammerlijk onwetend”, „gestoord.”
Het effect hiervan is dat een kritische bevraging in de kiem wordt gesmoord. Het tijdschrift Scientific American schreef kortgeleden over de briljante manier waarop sociale media worden gebruikt om gedrag en houding van mensen ten opzichte van het homohuwelijk te beïnvloeden. Iedereen is „gevoelig voor de krachten van groepsdruk”, stelt het artikel. Dus kan voortdurend aardige dingen over het homohuwelijk zeggen op sociale media een manier zijn om „een boodschap over te brengen over wat acceptabel, behoorlijk, en (…) ja, normaal is.” Dus zonder je erover te bekommeren of je iemand met redenen overtuigt, gewoon plompverloren laten weten dat het homohuwelijk normaal is en dat het dus wellicht abnormaal is om ertegen te zijn.
Zo wordt conformisme tegenwoordig opgelegd: een elitaire groep verzint een idee; dat idee wordt geveinsd als eis en andere elitaire groepen gaan meedoen; door een proces van demonisering van het debat en pathologisering van verschil van opinie, door acceptatie te behandelen als normaal en kritiek als abnormaal, verspreidt het idee zich breder in de maatschappij. Ten slotte, zegt Caldwell, zullen zelfs degenen die onzeker zijn over het homohuwelijk „hun natuurlijke onbehagen onderdrukken.”
Inderdaad, toen ik laatst de Britse popster Dappy interviewde en hem vroeg of hij het homohuwelijk steunde, zei hij: „Ik zou nee willen zeggen (…), maar ik krijg al zo veel kritiek. Zeg dus maar ja. Ja, doe dat maar, zeg ja.” Hoeveel anderen zeggen ja, niet omdat ze geloven in het homohuwelijk, maar omdat ze niet bij de losers willen horen?
Hard veroordelen
Het conformisme over het homohuwelijk kan natuurlijk niet helemaal geweten worden aan een handjevol campagnevoerders, en zeker niet aan een bewuste poging van hun kant om politieke en morele gehoorzaamheid af te dwingen. De andere kant is de zwakke binding van de maatschappij aan het traditionele huwelijk. Dat is het puin waarop het homohuwelijk is gebouwd. Als rechters, politici en andere elitegroepen met succes de deur van het traditionele huwelijk hebben ingetrapt, is dat omdat die al uit z’n scharnieren hing. Het resultaat van jaren van culturele verwaarlozing.
De maatschappij is onwillig om de traditionele visie op het huwelijk te verdedigen en er is een relativistische weerstand om onderscheid te maken tussen verschillende levensstijlen. Dat gaf brandstof aan de bijzondere tirannie van niet-oordelen van de campagne voor het homohuwelijk, die degenen die durven oordelen over het leven van anderen hard veroordeelt.
En zo zijn we terechtgekomen in een situatie die lijkt op de briljante beschrijving van de Engelse filosoof John Stuart Mill (1806-1873) hoe kritisch denken kan zwichten voor het despotisme van het conformisme, zodat „eigenaardigheid van smaak en zonderling gedrag gemeden worden als misdaad, tot [deze volgers van het conformisme] door de eigen natuur niet te volgen geen natuur meer hebben om te volgen.”
De auteur is redacteur van het onlinetijdschrift Spiked ( spiked-online.com ), waarop dit artikel eerder verscheen.