Dr. Markus: Doop is ook collectieve zaak
UTRECHT. In een tijd waarin steeds minder mensen geloven en de nadruk op de eigen keuze ligt, wordt het dopen van kleine kinderen problematischer. De doop is echter een collectieve zaak, betoogt dr. Arjan Markus, missionair predikant in Utrecht.
In een deze week verschenen themanummer van het tijdschrift Kontekstueel over ”dopen in een seculiere tijd” laat de protestantse predikant zien hoe de Bijbel het plaatsvervangend geloof kent, zoals het dopen van het „gehele huis” en het geheiligd worden van een niet-gelovige partner in een gemengd huwelijk. „Er is blijkbaar zoiets als plaatsvervangend geloven, waarbij mensen meegerekend worden in het geloof van anderen. Als dat al zo is bij volwassenen, mondige mensen, dan zal dat zeker gelden voor mensen die onmondig zijn, zoals zuigelingen.”
Dr. Markus bepleit een ruime dooppraktijk, zelfs van ouders die weinig band hebben met de gemeente. Maar dat kan echter alleen als de gemeente haar verantwoordelijkheid neemt en een „oefenplaats” wordt voor hen die niet geloven of nog zoekend zijn.
Ook prof. dr. A. van de Beek benadrukt in Kontekstueel het collectieve karakter van de doop. Kinderen worden in de kerk, de nieuwe schepping en het nieuwe leven in Christus, geboren, en dat wordt bezegeld door de doop. „Daarom moeten we niet eerst naar de subjectieve reactie van volwassenen, van vaders en moeders, gaan vragen: „Zijn ze wel trouw genoeg, geloven ze wel genoeg?” Als de doop expressie is van het leven als nieuwe schepping, dan zijn de geboorteleden van grote betekenis voor het rechte verstaan van de doop.”