„Religie doortrok vroeger het hele leven”
ROTTERDAM. De rol van religie in verleden en heden wordt zwaar onderschat, vindt prof. Willem Frijhoff. „In de gouden eeuw bepaalde religie het handelen van veel mensen in ons land.”
Als actueel voorbeeld noemt de emeritus hoogleraar geschiedenis aan de Amsterdamse VU de afwezigheid van religie tijdens de inhuldiging van koning Willem-Alexander. Als het gaat om de onderwaardering van de betekenis van religie in het verleden verwijst hij naar de tentoonstelling ”De kunst van het opvoeden” die in Dordrecht loopt.
Frijhoff vindt het kwalijk dat er in deze tentoonstelling alleen met een pedagogische blik naar mensen van vroeger wordt gekeken en niet naar wat hen inspireerde en hun handelen bepaalde. „Men wijst wel op een Bijbel die iemand in z’n hand heeft, maar legt niet uit wat dat voor die persoon betekende. En dat terwijl religie vroeger het hele leven doortrok.”
Weeskind
De emeritus hoogleraar uit Rotterdam schreef in 1995 een vuistdik boek over het 17e-eeuwse weeskind Evert Willemsz. In 2007 verscheen daarvan een verkorte Amerikaanse editie. Dit jaar kwam er van het deel over Everts jeugd een geactualiseerde heruitgave uit.
In 1622 had de toen 15-jarige Evert Willemsz in het weeshuis van Woerden een mystieke ervaring. Tijdens die vervoering werd hij doofstom, waarna hij een tijdlang alleen via briefjes kon communiceren. Deze werden door Lucas Zas, rector van de Latijnse school in Woerden, in twee pamfletten gepubliceerd.
Iemand als dr. A. Th. van Deursen hield deze mystieke ervaring voor aanstellerij. Prof. Frijhoff is het daar niet mee eens. „Ik denk dat Evert Willemsz echt een diep religieus denkend figuur was, een weesjongen in de puberteit die zijn identiteit zocht. Hij had geen aardse vader, maar wel een hemelse Vader. In de Bijbel vond hij voorbeeldfiguren, zoals Elia, Daniël en Habakuk. De Bijbel was bepalend voor zijn geestelijke ontwikkeling. Hij schreef dat hij tijdens het kleermakerswerk met anderen over de christelijke godsdienst sprak. Dat was in de 17e eeuw een normaal verschijnsel: mensen die elkaar ontmoetten probeerden aan de hand van de Bijbel de gebeurtenissen in de wereld te duiden.”
Het rederijkersgedicht dat Evert maakte is volgens Frijhoff een van de weinige teksten van pubers uit die tijd. Ook al is het dichtwerk slecht, het is een uniek document omdat het heel direct de gevoelens van een puber weergeeft. „Evert was een intelligente en religieuze jongen. Later ging zijn ervaring samen met een roeping tot het predikantschap.”
Woerden was aan het begin van de 17e eeuw een smeltkroes van godsdienstige richtingen: luthersen, remonstranten en contraremonstranten. „De orthodox-gereformeerden vormden net na de Synode van Dordrecht een minderheid, maar die groep was wel aan de macht. Het verhaal van Evert was een legitimatie van het nieuwe bestel, maar men legde hem niet zomaar de handen op. Ds. Alutarius heeft hem bijvoorbeeld kritisch bevraagd, maar kwam tot de slotsom dat het verhaal klopte.”
Great Awakening
Evert Willemsz werd ziekentrooster en later predikant in Nieuw-Amsterdam. In de Nederlandse kolonie probeerde hij het kerkelijk leven gestalte te geven en de moraal te verbeteren. „Hij toornde tegen drankmisbruik, sjoemelen met geld van de armen en prostitutie”, aldus Frijhoff. „Daarin toont hij zich een nadere reformator avant la lettre.”
Everardus Bogardus, zoals hij zich later noemde, zou volgens Frijhoff zelfs mede aan de wieg van de Great Awakening in Noord-Amerika kunnen hebben gestaan. „De piëtistische vormgeving van het geloofsleven van de eerste kolonisten is daar al door hem ingezet. De eerste zaden van de opwekking zijn door hem gestrooid en in later tijd tot ontwikkeling gekomen.”
Hij noemt Evert Willemsz een representatief voorbeeld. „Zoals hij tot geloof kwam, zo kwamen velen tot geloof. Zoals hij de wereld zag, zo probeerden velen met de Bijbel in de hand de wereld te begrijpen. En daar is niets mis mee.”