Kerk, kermis en circus
Vlak voor zijn abdicatie had paus Benedictus een onderhoud met 7000 kermisexploitanten en circusartiesten. Hij zegde hun toe dat de band die het Vaticaan heeft met circussen en kermissen zal blijven. Benedictus genoot zichtbaar van de kunsten van de circusartiesten in de zaal. Namens de nationale bond van kermisbedrijfhouders (Bovak) was Nicole Vermolen ook aanwezig. Ze kuste zijn ring en prees zijn zachte handen.
Zoals de kerk van Rome met de kermis verbonden is, zo afwijzend staat de kerk der Reformatie daar tegenover. Van ds. C. Bouthoorn is bekend dat hij in bijna elke gemeente die hij diende met gunstig gevolg de strijd aanbond tegen het houden van een kermis. Hij schreef namens de kerkenraad van Oud-Beijerland aan het gemeentebestuur in 1887: „De kerkenraad der Ned. Herv. Gemeente te Oud-Beijerland, gehoord hebbende, hoe door middel van de kermis Gods Naam op het meest wordt misbruikt; ziende hoe de rustdag wordt ontheiligd, de kinderen worden voorgegaan in ondeugd; dat er ter wille van de kermis in menig huisgezin twist en tweedracht heerst, de onzedelijkheid en het misbruik van sterke drank er door bevorderd wordt; (…), komt tot u in het belang der gemeente met een beleefd maar tevens dringend verzoek, dat door u de kermis wordt afgeschaft.”
Ook ds. J. H. Gunning JHzn. bond de strijd aan tegen de kermis toen hij in Gouda stond in de jaren 1887 tot 1891. Hij hield in die weken speciale ”kermispredikaties”, samen met de darbist Ary de Raadt en de dolerende ds. B. J. van den Berg. Volgens zijn zeggen zijn er toen verscheidene zielen tot bekering gekomen. Gunning was niet de eerste die in Gouda tegen de kermis protesteerde. Ds. Dirk Jan Metske deed dat ook op 24 juli 1768. Op de kansel van de Sint-Jan verhief hij zijn stem ertegen, in tegenwoordigheid van het gemeentebestuur. Ze namen wraak door hem tijdelijk zijn traktement te onthouden.
Dr. M. J. A. de Vrijer pakte het anders aan. Toen hij in Amsterdam een vrijkaart kreeg voor het circus Sarrasani beloofde hij te komen, met als tegenprestatie dat hij dan een preek voor het personeel mocht houden in de tent. Alzo geschiedde op 26 februari 1934. Hij sprak voor een groot aantal paardrijders, koorddansers, clowns, jongleurs en dierentemmers over het lijden van Christus. Ter herinnering kregen ze een prachtige kaart van de Oude Kerk en een Bijbel die het Nederlands Bijbelgenootschap ter beschikking had gesteld.
Ds. H. J. de Groot vertelt in ”Van een oud stadspompje” dat op een zondag dat er kermis was, ds. J. Vermeer zijn preek in de Michaelskerk voortijdig beëindigde omdat hij er niet in kon komen. Kermisgasten drongen naar binnen, potsierlijk gekapt en gekleed. „En toen de oude dominee J. Vermeer de zegen gaf –zag ik dat goed?– keerde hij zich een klein slagje om naar rechts? Trok hij het kermisvolk mee onder den zegen der kerke van het Kruis? (…) Een van de vrouwen sloeg een kruis. (…) „Nu, na meer dan een halve eeuw, denk ik aan dien tekst: Werp Uw brood uit op het water. Dat deed immers, op dien kermiszondagmiddag, mijn oude dominee, toen hij de uit zoo heterogene bestanddeelen samengevoegde gemeente zegende met dien eenen zegen van den drie-enigen God. En wie weet, waar de andere helft van dien tekst haar vervulling gevonden heeft: gij zult het vinden na vele dagen.”