ADHD vooral aandoening in hersenen
Angela Crott (RD 7-5) negeert ten onrechte het feit dat ADHD een aandoening in de hersenen is, reageert Jenneke Wolvers-ten Hove MSEN.
Volgens Angela Crott is het ontstaan van ADHD bij jongens vervlochten met verstedelijking, verwetenschappelijking van de opvoeding, secularisatie, welvaartsgroei en verlenging van de schooltijden. Crott stelt dat de toename van de hyperactiviteitsstoornis ADHD bij jongens een van de koppen van het monster „maatschappelijk onbehagen” is. Zij wil de toename van ADHD tegengaan, maar denkt dat dit niet gemakkelijk is vanwege de verstrengeling met de genoemde maatschappelijke ontwikkelingen.
Er wordt wel vaker beweerd dat de toename van de door psychiaters gediagnosticeerde stoornis ADHD ontstaat door omgevingsfactoren. De ene keer krijgen de opvoeders ervan langs, de andere keer de farmaceutische industrie, die belang zou hebben bij het stellen van de diagnose.
Het valt niet te ontkennen dat omgevingsfactoren ADHD-gedrag versterken. Vaststaat echter dat de oorzaak van ADHD in de hersenen ligt. De Amerikaanse ADHD-deskundige prof. Russell Barkley toonde in 1998 aan dat bij ADHD de frontale en prefrontale hersenkwabben ondermaats werken.
Barkley concludeert dat ADHD vooral een ontwikkelingsstoornis is. Daardoor zijn kinderen en volwassenen met ADHD niet of slecht in staat om afleidingen buiten te sluiten. Dit heeft onoplettendheid en impulsiviteit als gevolg.
Mensen met ADHD zijn niet of slecht in staat gedachten af te remmen, neigingen te onderdrukken en op een juiste manier op afleidingen of gedachten te reageren. Dit heeft hyperactiviteit of juist traagheid tot gevolg.
Volwassenen en kinderen met ADHD hebben het in deze maatschappij met haar vele prikkels wel een stuk moeilijker gekregen dan een halve eeuw geleden. Op school en werk worden andere eisen gesteld; denk aan het beheren van de mailbox of het zelfstandig plannen van huiswerkopdrachten. Een ADHD’er ontbeert een vooruitziende blik, wat met dit soort taken vaak tot problemen leidt.
Crott heeft gelijk dat het debat over het maatschappelijk onbehagen vooral moet gaan over het terugdringen van het individualisme. Door de crisis is er minder geld beschikbaar voor de zwakkeren. Daardoor wordt de westerse mens gedwongen om meer naar zijn naaste om te zien.
Christenen hebben de Bijbelse opdracht tot het tonen van barmhartigheid aan de naasten in de gemeente en zeker ook daarbuiten. Dat kúnnen zij doen door zich te verdiepen in de ADHD-problematiek om zo te kunnen aansluiten bij de mogelijkheden van de persoon in kwestie. ADHD’ers zijn allerminst geholpen met het slaan op de kop van het monster door te zeggen: Nu komen er geen ADHD’ers meer. Zij zijn meer geholpen met begrip en aanpassing door en van de omgeving.
Crott richt zich met name op ADHD bij jongens. Het is een gegeven dat er meer jongens dan meisjes zijn met de diagnose ADHD. Vermoedelijk worden de eersten sneller herkend vanwege hun opvallende gedrag.
Ook op volwassen leeftijd krijgen meer mannen dan vrouwen dit ‘etiket’. De verhouding wordt momenteel geschat op twee mannen tegenover één vrouw met ADHD. Dit verschil geldt echter niet alleen voor ADHD. Zo zitten er tweeënhalf keer zo veel jongens als meisjes in het speciaal onderwijs, hebben vier keer zo veel jongens als meisjes de ontwikkelingsstoornis autisme (ASS) en zijn er vijf keer zo veel jongens als meisjes met leerstoornissen.
Dat jongens een andere aanpak nodig hebben dan meisjes, is duidelijk. Natuurlijk verschillen zij en moeten opvoeders hiermee rekening houden. In de poppenhoek van de kleuterklas wordt het onderscheid tussen jongens en meisjes duidelijk: meisjes wandelen met de poppenwagen, terwijl jongens ermee gaan racen. Opmerkelijk echter is dat juist veel topkoks en kledingontwerpers mannen zijn. Generaliseren is dus lastig.
Ouders en beroepsopvoeders hebben de taak aan te sluiten bij de talenten van het kind. De een is goed in boodschappen doen, de ander in het klaarmaken van eten. Opvoeders hebben de schone taak hun kind met liefde en discipline voor te bereiden op de toekomst.
Voor ouders van een kind met een ontwikkelingsstoornis is meer begeleiding en samenwerking tussen school en thuis nodig. Want –al kunnen de uitingen gedurende het leven milder worden– de stoornis gaat nooit over. Daarom is ook levenslange begeleiding nodig.
Ouders kunnen alleen maar wensen dat de hulp die zij aan hun kind met speciale behoeften geven, zegenrijk zal zijn en dat zijn leven hierdoor wat gemakkelijker wordt. Opdat hij uiteindelijk een passende plek zal vinden in deze opgejaagde maatschappij.
De auteur is stafmedewerker van Op weg met de ander, de hervormd-gereformeerde belangenorganisatie voor en van mensen met een beperking.