Politiek

Staatkundige vernieuwing niet nodig en niet zinvol

Maurice de Hond gelooft er vast in: nog even en onze democratie, een ouderwets systeem waarin de stem van de burger niet gehoord maar gesmoord wordt, zakt krakend ineen. Misschien wel door een revolutie. Die voorspelling is minder absurd dan ze lijkt. Maar op De Honds remedie, vol gas met staatkundige vernieuwingen, valt veel af te dingen.

Addy de Jong

14 May 2013 13:58Gewijzigd op 15 November 2020 03:34
Beeld RD, Janneke Paalman
Beeld RD, Janneke Paalman

Het zat wat verstopt, in het midden van zijn betoog. Maar dat maakte de alarmbel die opiniepeiler De Hond in zijn Thorbecke­lezing 2013 luidde, niet minder dreigend. „Ons democratisch bestel gaat (…) op afzienbare termijn onderuit. Hetzij door een grote electorale verschuiving, hetzij door opstand. Goedschiks of kwaadschiks? Gevreesd moet worden het laatste.”

Nu is De Hond niet de meest onafhankelijke beoordelaar van onze democratie. Natúúrlijk meent de bekendste opiniepeiler van Nederland dat de stem van het volk te weinig doorklinkt in politieke besluiten. Natuurlijk is híj van mening dat ons representatieve en getrapte bestel straks door ongeduldige, mondige burgers omver wordt gelopen. Maar dat neemt niet weg dat zijn analyse aan het denken zet.

Is het niet raar, betoogde De Hond drie weken geleden, dat ons staatkundige bestel in ruim anderhalve eeuw nauwelijks is aangepast of vernieuwd? In hoofdlijnen doen we alles nog precies zoals de liberaal Thorbecke het in 1848 bedacht. Nog steeds hebben we twee Kamers en een veelheid van provincies, nog steeds kiezen we de Senaat getrapt, nog steeds wordt de burgemeester door de kroon benoemd, en nog steeds heeft de burger in de periode tussen twee Kamerverkiezingen amper inspraak.

Ontoelaatbaar

Gek en ontoelaatbaar, oordeelt de invloedrijke peiler. Want er is ondertussen veel veranderd! De Hond wijst op drie ontwikkelingen. In 1960 had 80 procent van de Neder­landers amper meer dan lagere school. Nu geldt dat voor minder dan 
10 procent van de bevolking.

Een tweede grote verandering ligt op het vlak van de nieuwsvoorziening. Nieuws verspreidt zich steeds sneller en via steeds meer media, zoals blogs en Twitter. Dat maakt dat ook de meningsvorming over actuele onderwerpen sneller gaat, en dat opvattingen vlugger wijzigen. Het is dan raar, aldus De Hond, als je als goedgeschoolde kiezer maar één keer in de vier jaar van je mag laten horen.

Een derde belangrijke ontwikkeling is de groei van het markt- en opinieonderzoek. Door digitalisering en verbetering van onderzoeksmethoden kunnen we tegenwoordig sneller weten wat grote groepen mensen ergens van vinden. Nu dan, stelt hij, laat die onderzochte opvattingen dan ook rap doorwerken naar de politiek.

De Hond twijfelt er daarom aan niet welke kant het op moet: schaf zo snel mogelijk de Eerste Kamer af. Zorg er als politieke partijen als een haas voor dat er een gekozen minister-president komt. En geef hem de bevoegdheid om, als het parlement een van zijn voorstellen afwijst, via een referendum de steun van het volk te mobiliseren. En voeg daar ten slotte nog de mogelijkheid van een correctief referendum aan toe, om te garanderen dat kiezers een hun onwelgevallig wetsvoorstel dat door het parlement is geaccordeerd, alsnog kunnen wegstemmen.

Want, aldus De Hond, burgers pikken het niet langer. Ze zijn het gewend dat ze op allerlei levensterreinen direct invloed kunnen hebben. Die invloed moeten ze ook op het gebied van politiek en bestuur krijgen.

Emoties

Het is een redenering die Frank Hendriks, hoogleraar vergelijkende bestuurskunde in Tilburg, meteen herkent. De Hond is een typische en radicale vertegenwoordiger van wat Hendriks in zijn vorig jaar verschenen boek ”Democratie onder druk” (uitg. Van Gennep, Amsterdam) de „stemmingen­democratie” noemt.

„Dat woord dekt precies de lading van wat ik heb onderzocht”, zegt de hoog­leraar. „Met stemmingen bedoel ik enerzijds gevoelsstemmingen, emoties van mensen die snel kunnen wisselen. Die worden in de huidige politieke cultuur steeds belangrijker. Ik duid er tegelijk mee aan dat we in een maatschappij leven waarin stemmingen in de zin van peilingen een steeds grotere rol spelen. De gedachte dat een zaak beslist is als 51 procent van de ondervraagden ervoor is, wordt door steeds meer mensen gedeeld.”

De stemmingendemocratie verschilt sterk van de vanouds in Nederland gangbare overlegdemocratie. „Die laatste bestaat nog altijd en is nog springlevend. Zie bijvoorbeeld het onlangs gesloten sociaal akkoord. Deze vorm van democratie is gebaseerd op overleggen, op praten, desnoods tot in de kleine uurtjes, en op compromissen sluiten. Waarbij men dan aan zo veel mogelijk groeperingen, ook aan minderheden, recht probeert te doen.”

Die overlegdemocratie krijgt echter steeds meer concurrentie van de stemmingendemocratie, die ervan uitgaat dat het volk, in rechtstreekse wilsuitingen, krachtig de doorslag geeft. „Behalve De Hond was ook Rita Verdonk van dat denken een duidelijke representant. Zij zei: „Als in een gezin van vijf personen er drie patat willen eten en twee iets anders, dan eet je toch patat?””

Oprukken

De opkomst van de stemmingendemocratie vertaalt zich tot nu toe nauwelijks in formele veranderingen in ons staats­bestel, stelt Hendriks vast. „Maar als je het fenomeen wat breder bekijkt, zie je het wel degelijk aan alle kanten oprukken. We kiezen met elkaar de ”grootste Nederlander”, we doen enthousiast mee aan Stand.NL, en ook programma’s zoals Big Brother en Idols werken volgens het principe: Bart heeft meer fans dan Ruud, dus Bart wint. Het draait allemaal om: Wie kies jij? A of B? Voting is fun.”

Indirect werkt deze cultuur wel degelijk door in de politiek. „Het kiesstelsel mag dan 150 jaar lang in grote lijnen hetzelfde zijn gebleven, alle laatste Kamerverkiezingen werden door politici en media in de mal van de stemmingendemocratie gegoten: wordt het Balkenende of Bos, wordt het Samsom of Rutte?”

De tegenstelling tussen overleg- en stemmingendemocratie is „de belangrijkste antithese in ons huidige staatsbestel geworden”, stelt Hendriks. Toch is hij, anders dan De Hond en Verdonk, geen voorstander van het ongebreideld ruimte geven aan ”direct voting”. „Volledig inzetten op de stemmingendemocratie vind ik riskant. Minderheden kunnen zo al te sterk onder druk worden gezet. Bovendien zie ik er de noodzaak niet van in. Onderzoek toont dat burgers nog altijd veel vertrouwen hebben in politiek en regering, al is dat vertrouwen na de Fortuynrevolte van 2002 lager en kent het sterkere pieken en dalen. Maar grosso modo kunnen we niet zeggen dat burgers moord en brand schreeuwen over ons politieke systeem.”

Voorstanders van directere kiessystemen zijn niet zelden van mening dat de overlegdemocratie stroperig, traag, en daarom inferieur is. Een onbewezen stelling, zegt de Tilburgse hoogleraar. „Grootschalig vergelijkend onderzoek laat zien dat consensusdemocratieën op het punt van daadkracht en besluitvaardigheid niet onderdoen voor zogeheten majoritaire systemen.”

Grimmig

Toch wil Hendriks niet in het kamp terecht­komen van hen die zeggen: er is niets aan de hand, houd alles maar bij het oude. „Als ik dat hoor, denk ik vaak aan de avond van de moord op Pim Fortuyn, en aan de grimmige sfeer die toen op het Binnenhof ontstond. Uiteindelijk zijn er niet méér slachtoffers gevallen. Maar het hád natuurlijk anders kunnen aflopen.”

Daarom wil de hoogleraar in de Nederlandse politieke cultuur wel íéts veranderen. „Ik zou het vooral zoeken in het vaker gebruikmaken van referenda. Daardoor kunnen politici en bestuurders bijtijds peilen wat er onder het volk leeft. Op die manier kunnen ze iets aftappen van de druk en spanning die soms in de samenleving ontstaat; het referendum als een maatschappelijk ventiel, zogezegd.”

Het komt er dan wel op aan om die bescheiden staatskundige vernieuwing verstandig in te zetten. „Je moet dan kleinschalig, liefst lokaal starten, en het –bij gebleken succes– stap voor stap uitbreiden. In Nederland zijn er op dit punt al te vaak grootse plannen gelanceerd. Die faalden. Laten we daarom een voorbeeld nemen aan Zwitserland, waar men met de referenda dicht bij de burger, in de kantons is begonnen.”

Zwitserland is sowieso een land waarvan Nederland kan leren, denkt Hendriks. „Dat land kent een soepele combinatie van een representatieve consensusdemocratie met bruikbare elementen van een stemmingen­democratie. Het mooie is dat die twee elkaar in Zwitserland niet bestrijden, maar aanvullen. Als burgers daar een referendum organiseren, gaan politici zich automatisch in het debat mengen. De politiek laat zich, terecht, niet buitenspel zetten.”

Varkensstallen

Een van de weinige vormen van directe kiezersinvloed is in Nederland het burger­initiatief: wie 40.000 handtekeningen verzamelt, kan de Tweede Kamer ‘dwingen’ een onderwerp op de agenda te zetten. De Tilburgse bestuurskundige ziet er niets in. „Dat is toch vooral met de pet in de hand bij de politiek aankloppen.”

Volgens hem hebben burgers dit soort regel­geving niet nodig om toch effectief actie te kunnen voeren. „Als je initiatief toont, kan er nu al veel. Je hoeft niet te wachten totdat de autoriteiten je iets toestaan. Stel dat je als Brabander grote moeite hebt met de grootschalige varkenshouderij. Wat verhindert jou om via internet een grote actie, zeg: referendum, op touw te zetten? Je moet het dan natuurlijk wel goed aanpakken. Het moet meer zijn dan een peiling van De Hond. Het moet controleerbaar zijn en liefst gesteund door een conglomeraat van organisaties, en bijvoorbeeld een lokale radio- of tv-zender. Nee, zoiets heeft geen officiële status, maar als het goed wordt uitgevoerd, kán de politiek niet om de uitslag heen. Voor dit soort dingen hoeft het Huis van Thorbecke helemaal niet tegen de vlakte.”


Twee wetsvoorstellen

Aan het Binnenhof is staatkundige vernieuwing de laatste jaren geen hot issue. Dat neemt niet weg dat het parlement op dit terrein wel enkele wetsvoorstellen in behandeling heeft. Zo ligt bij de Eerste Kamer een initiatiefwet van PvdA, GroenLinks en D66 die een raad­plegend referendum mogelijk maakt. Tevens heeft de Tweede Kamer recent een initiatiefwet (eveneens van PvdA, GroenLinks en D66) aangenomen die de mogelijkheid biedt tot een correctief wetgevingsreferendum. Daarmee kunnen burgers een wet die al door Tweede en Eerste Kamer is aanvaard, alsnog tegenhouden. De opkomst bij het referendum moet dan ten minste 60 procent zijn; daarvan moet ruim de helft tegen de desbetreffende wet zijn. Daadwerkelijke invoering van het correctief wetgevingsreferendum vereist overigens aanpassing van de Grondwet. Dat betekent dat het bewuste wetsvoorstel nog een tweede keer door het parlement moet. Dat kan pas gebeuren als er eerst nieuwe verkiezingen zijn geweest.


Twee soorten democratie

Stemmingendemocratie: gepassioneerd wedijveren, voortvarend neuzen tellen, ”wisdom of the crowd” (wijsheid van de massa), publieke aantrekkingskracht, populistisch, voorgrond, opinieonderzoek, klare lijn, Angelsaksisch, ”winner takes all” (wie wint, krijgt alles), óf dit, óf dat

Overlegdemocratie: rationeel samenwerken, zorgvuldig delibereren, aristocratie van het verstand, beleidsbekwaamheid, meritocratisch (geregeerd worden door degenen die het verdienen), achtergrond, beleidsanalyse, complex, Rijnlands, samen door één deur, én dit, én dat

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer