Het is hoog tijd voor een nationaal eurodebat
Het is hoog tijd voor een nationaal eurodebat, betoogt André ten Dam.
Een publieke botsing tussen Duitsland en Frankrijk luidt vroeg of laat het einde in van de euro. Het is daarom de hoogste tijd voor een serieuze discussie over alternatieven. Ook in Nederland, de euro is immers ook ónze munt en niet alleen van Duitsland en Frankrijk.
Recent maakte de Franse president Hollande kenbaar dat de euro voor Frankrijk veel te duur is. De Duitse bondskanselier Merkel reageerde meteen door te stellen dat de euro voor Duitsland juist te goedkoop is. Beide kemphanen hebben natuurlijk gelijk. De euro is voor Frankrijk zo’n 10 procent overgewaardeerd, en voor Duitsland ongeveer 15 procent ondergewaardeerd. De Duitse economie ontwikkelt zich traditioneel nu eenmaal sterker dan die van Frankrijk, waardoor de verhouding in concurrentiekracht tussen beide landen is scheefgetrokken. Het gevolg hiervan is dat de Franse economie in een depressie is geraakt, terwijl in Duitsland oververhitting begint toe te slaan.
Frankrijk stelde ook dat de Europese Centrale Bank (ECB) de rente nóg verder zou moeten verlagen. Dit vanzelfsprekend om de economische ellende in Frankrijk en de andere Zuid-Europese landen beter te kunnen bestrijden. Ook hierop reageerde Merkel. Duitsland heeft juist een hogere ECB-rente nodig, stelde zij. Door de voor Duitsland veel te goedkope euro begint de Duitse economie immers oververhit te raken. Dat heeft excessieve inflatie tot gevolg. Hoge inflatie tast de welvaart (koopkracht) van een land aan. Dit is exact de reden dat vooraanstaande Duitse economen al sinds 2010 verkondigen dat de euro Duitsland om zeep helpt.
Voor Nederland, qua concurrentiekracht een sterk euroland, geldt dat we op dit moment evenals Frankrijk baat hebben bij een lage ECB-rente. De Nederlandse economie is namelijk in belangrijke mate afhankelijk van de Europese interne markt, terwijl de Duitse ‘maakeconomie’ vooral gericht is op export naar andere werelddelen.
De conclusie is dat het Europese ”one size fits all”-model een ”one size fits none”-model blijkt te zijn. Voor de invoering van de euro konden onevenwichtigheden worden rechtgetrokken. Wat betreft verschillen in economische concurrentiekracht door devaluatie of revaluatie van de wisselkoers. En wat betreft het stimuleren of afkoelen van een nationale economie door de rente lager respectievelijk hoger vast te stellen. Sinds de invoering van het europact kan dat niet meer.
De president van de Bundesbank, Jens Weidmann, zet de woorden van Merkel kracht bij. Recent liet hij een Bundesbankrapport uitlekken waarin de vloer wordt aangeveegd met de ECB, die in zijn ogen een Franse koers vaart. Weidmann stelt dat het niet de taak van de ECB is om zwakke eurolanden te ondersteunen en evenmin om een euro-exit van een euroland tegen te gaan. Hij onderbouwt dat door te stellen dat de ECB met zijn beleid om koste wat kost de euro te redden, zijn mandaat op onacceptabele wijze overschrijdt. Volgens de statuten van de ECB en het EU-verdrag heeft de ECB namelijk maar één taak: het zorgen voor een houdbare prijsstabiliteit. De ECB zou de rente daarom moeten verhogen om de dreigende bovenmatige inflatie in Duitsland te kunnen beteugelen.
Anders dan in Nederland is er in Duitsland geruime tijd een debat gaande over alternatieven voor het huidige rigide europact. Sinds 2010 uitsluitend in de wetenschap, maar recent, met de oprichting van ”Alternative für Deutschland”, ook in de Duitse politiek. In het kader daarvan zijn verschillende alternatieven naar voren gebracht.
De prominente Duitse econoom Hans-Werner Sinn pleit voor een tijdelijke eurovakantie voor zwakkere eurolanden. Zwakkere landen zouden tijdelijk uit de euro moeten treden en (weer) een nationale munt moeten invoeren. Deze tijdelijke nationale munt kan direct devalueren ten opzichte van de euro, waardoor de nationale concurrentiekracht, economie en werkgelegenheid zich zullen herstellen.
Anderen pleiten voor een ”geuroplan”, een tijdelijke of permanente (her)invoering in Griekenland en andere zwakkere eurolanden van nieuwe nationale munten parallel aan de euro. De gevolgen daarvan zijn identiek aan die van het plan om een eurovakantie in te voeren.
De jurist Markus Kerber presenteerde het zogeheten GuldenMark-plan. Dit plan, recent ook gepromoot door de VVD’er Bolkestein, houdt in dat Europese kernlanden (Duitsland, Nederland, Oostenrijk, Finland en Luxemburg) een nieuwe gezamenlijke munt invoeren parallel aan de euro. De euro zal dan direct devalueren ten opzichte van deze parallelle GuldenMark, met alle positieve gevolgen van dien.
Ten slotte circuleert het ”neuro/zeuro”-plan. Dit plan, sinds november ook gepromoot door de ChristenUnie, stelt voor het huidige europact in een noordelijk en een zuidelijk deel op te knippen. De ”zeuro” zal dan direct devalueren ten opzichte van de ”neuro”.
Deze plannen zullen, zo vermoed ik, geen van alle werkelijkheid worden. Simpelweg omdat zij slechts een van de twee aspecten van de problematiek aanpakken: het wisselkoersprobleem tussen de sterke en de zwakke eurolanden. De noodzaak van rentedifferentiatie op nationaal vlak wordt in geen van deze plannen geadresseerd.
Het is natuurlijk ook mogelijk om terug te keren naar nationale munten. Aan dit alternatief kleven echter ook bezwaren. Bijvoorbeeld omdat dan afscheid genomen moet worden van de euro als hét symbool van de naoorlogse Europese eenheid.
In het Duitse eurodebat is door het IFO Instituut in München en de Duitse werkgeversorganisatie BVMW ook ”The Matheo Solution” (TMS) ingebracht. TMS is door mij in 2010 bedacht en is gebaseerd op de economische theorie van de functies van geld. Geld heeft niet alleen de functie van betaalmiddel, maar ook die van rekeneenheid. Met de rekeneenheidfunctie van een valuta wordt het prijs- en loonniveau in een land bepaald ten opzichte van dat in een ander land of valutagebied.
Deze twee functies van geld zijn in de monetaire praktijk altijd aan elkaar vastgeklonken, maar kunnen ook uit elkaar worden getrokken. Dat biedt de mogelijkheid om per euroland nationale rekeneenheden te introduceren parallel aan de rekeneenheid van de euro. Ondertussen kan de euro blijven voortbestaan als énige wettig betaalmiddel in ieder euroland. De nationale rekeneenheden bieden de basis voor het noodzakelijke wisselkoersmechanisme, alsmede voor het noodzakelijke stelsel van rentedifferentiatie binnen het europact.
TMS biedt het beste van twee werelden. Enerzijds de monetaire stabiliteit van de euro, het gemak van de euro als enige wettig betaalmiddel binnen de eurozone, de politieke voordelen van de euro als krachtige globale reservemunt en het behoud van de euro als het symbool van de naoorlogse Europese eenheid. Anderzijds de wereld van het noodzakelijke flexibele nationaal gerichte monetaire beleid ten behoeve van alle eurolanden.
Bovendien is TMS direct implementeerbaar, want het behoeft geen verdragswijziging. Verder versterkt TMS de interne markt. En als klap op de vuurpijl kan met TMS de, mijns inziens ongewenste, vergaande overdracht van nationale soevereiniteit aan Brussel achterwege blijven.
Met dit artikel heb ik de aftrap voor een nationaal eurodebat gegeven. De bal ligt nu bij economen en politici.
De auteur is onafhankelijk euroresearcher.