Rubriek dr. Selderhuis: Geschiedenis kent vele Willems, Frederiken en Hendriken
We hebben dus een koning en hij heet Willem-Alexander. Niet Willem de zoveelste –hij is immers geen koe– maar gewoon koning Willem-Alexander. De keuze voor die naam zal ons nageslacht geen hoofdbrekens bezorgen, anders dan met al die Willems die we hadden. Hoe houd je die uit elkaar? Dat is ook de vraag bij al die Frederiken, Hendriken en Karels die de geschiedenis kent.
Er zijn weinig Pruisische vorsten die zo’n negatief imago hebben als Frederik I, die van 1701 tot 1713 regeerde. Zelfverheerlijking en verspilling zijn de begrippen die bij zijn regeerperiode doorgaans gebruikt worden. Hij zou zich vooral met uiterlijke schijn in plaats van met doeltreffend regeren hebben beziggehouden. Volgens Frank Göse, zijn jongste biograaf, vallen er echt ook nog wel positieve dingen over hem te zeggen, ook al moet je daar wel een beetje archiefonderzoek voor doen. Dat heeft Göse gedaan, met als resultaat een interessante biografie van een Frederik die een positieve bijdrage leverde aan de cultuur aan het hof en aan verbeterde contacten met andere Europese staten.
Veel sterker geldt dat voor de Frederik die als ”de Grote” (1712-1786) de geschiedenis is ingegaan en die zich –zelfbewust als hij was– weinig van traditionele verhoudingen aantrok en gewoon een centrale plaats in Europa opeiste en ook verkreeg. In totaal 48 wetenschappers beschrijven in twee delen hoe hij dit deed en wat het resultaat daarvan was. Behalve een levensbeschrijving komen de aspecten van cultuur, godsdienst, tolerantie, economie et cetera aan de orde, zodat met dit werk een compleet beeld van deze belangrijke vorst is ontstaan.
Frederik –die eigenlijk Frederik II was– is tegelijk zeer omstreden. Groot kan hij genoemd worden om zijn diplomatie en zijn bijdrage aan de ontwikkeling van architectuur, handel en cultuur; tegelijk is hij klein vanwege zijn gewetenloze optreden en zijn groeiende mensenhaat. Voor de kerkgeschiedenis is hij vooral van belang omdat zijn tolerantiebeleid ervoor zorgde dat vele hugenoten onderdak in Pruisen konden vinden en dan met name in Berlijn en Potsdam, een beleid dat door zijn vader was ingezet.
Van vorsten die Ferdinand heetten, hebben we er in de geschiedenis ook een aantal. De bekendste is Ferdinand I (1503-1564), de broer van Karel V en sinds 1556 diens opvolger als keizer van het Heilige Roomse Rijk. Deze Ferdinand speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van de Reformatie, zoals duidelijk wordt uit de politieke biografie die Regina Baar-Cantoni schreef over Frederik II van de Palts.
Keuze vermijden
Frederik II genoot het vertrouwen van Ferdinand en beide vorsten moesten zien om te gaan met de situatie dat er in hun rijk twee confessies waren. In het boek van Baar-Cantoni wordt helder hoezeer politieke overwegingen de houding ten opzichte van Luthers beweging bepaalden. Deze Frederik was vooral uit op rust en orde in zijn gebied en probeerde zo een keuze te vermijden. Mede om die reden vertrouwde Ferdinand hem de leiding over gesprekken met protestantse vorsten toe. Ten slotte gingen hun wegen confessioneel gezien uiteen en koos Frederik voor de Reformatie en bleef Ferdinand trouw aan Rome.
Zijn zoon Ferdinand II (1529-1595) –een van de vijftien kinderen die Ferdinand I en zijn vrouw Anna hadden– zette dit katholicisme om in een actief optreden tegen de Reformatie. Zijn schoonzuster, aartshertogin Maria von Innerösterreich (1551-1608), heerste met haar man aartshertog Karel II over een gebied waarin de aanhangers van Luther in de meerderheid waren, maar zij zag het als haar taak deze mensen weer terug te leiden naar de kerk van Rome. Hoe zij dit –en vele andere dingen– deed, beschrijft Katrin Keller in haar boeiende levensbeschrijving van Maria, een vrouw die zich in een wereld die sterk door mannen als Ferdinand II beheerst werd, uitstekend wist te handhaven.
Ten slotte een tweetal Hendriken, beiden nummer IV, de een keizer en de ander koning. De naam van de eerste Hendrik IV is onlosmakelijk verbonden met Canossa, een stadje in Noord-Italië, de plaats waar paus Gregorius VII in 1077 resideerde. Het is de tijd van de investituurstrijd, dat wil zeggen de strijd tussen wereldlijke en kerkelijke macht over de vraag wie de bevoegdheid heeft om de geestelijken te benoemen. De strijd liep zo hoog op dat de paus de keizer in de ban deed en van die ban werd de koning alleen verlost nadat hij in de winter op blote voeten drie dagen lang boete deed voor het kasteel van Canossa.
Over de symbolische betekenis van deze gebeurtenis, die geleid heeft tot het gezegde ”naar Canossa gaan”, wat betekent: ”door het stof gaan”, is een bundel studies verschenen. Duidelijk is dat met deze gang van Hendrik de kerk destijds enorm aan invloed en macht gewonnen heeft.
Mis
De andere Hendrik IV (1553-1610), koning van Frankrijk, is verbonden aan de plaats Parijs. Hij is de Hendrik van de uitspraak: „Parijs is me wel een mis waard.” Hij doelde daarmee op het feit dat hij er geen moeite mee had om van gereformeerd weer rooms-katholiek te worden als hem dat de koningstroon op zou leveren.
Hendrik speelt een centrale rol in het boek van Jan-Friedrich Missfelder over de strijd tussen absolutisme en gedeelde macht, die zichtbaar wordt gemaakt aan de hand van de stad La Rochelle. Dit bolwerk van de hugenoten verzette zich tegen de machtsaanspraken van Parijs, juist ook op confessionele gronden.
Hendrik speelde daarin een twijfelachtige rol. Hij was als hugenoot opgegroeid, maar werd uit veiligheidsoverwegingen rooms-katholiek. Daarna keerde hij weer terug als hugenotenleider en ten slotte werd hij met hetzelfde gemak weer rooms. Missfelder beschrijft hoe gecompliceerd de dingen destijds lagen en hoe staatsbelang en eigenbelang bij Hendrik en bij vele anderen meer telden dan godsdienstige overtuigingen.
Hoe zal dat bij onze nieuwe koning zijn? Hoe dan ook, de koningstroon heeft hij al en dus hoeven niet bang te zijn dat Willem-Alexander om die reden tot de confessie van zijn vrouw over zou gaan. Dat is al één zorg minder.
”Friedrich I. Ein König in Preussen”, Frank Göse; uitg. Friedrich Pustet, Regensburg; ISBN 978 37 9172 455 3; 392 blz.; € 34,95; ”Friedrich der Grosse in Europa”, Bernd Sösemann en Gregor Vogt-Spira; uitg. Franz Steiner Verlag, Stuttgart; ISBN 978 35 2510 387 9; 1028 blz.; € 94,- (2 delen); ”Religionspolitik Friedrichs II. von der Pfalz”, Regina Baar-Cantoni; uitg. Kohlhammer, Stuttgart; ISBN 978 31 7022 052 2; 362 blz.; € 34,-; ”Erzherzogin Maria von Innerösterreich (1551-1608)”, Katrin Keller; uitg. Böhlau, Wenen; ISBN 978 32 0578 796 9; 296 blz.; € 35,-; ”Canossa: Aspekte einer Wende”, Wolfgang Hasberg en Hermann-Josef Scheidgen; uitg. Friedrich Pustet Regensburg; ISBN 978 37 9172 411 9; 264 blz.; € 26,95; ”Das Andere der Monarchie”, Jan-Friedrich Missfelder; uitg. Oldenbourg Verlag, München; ISBN 978 34 8670 480 8; 364 blz.; € 44,80.