Gereformeerde Bond bezint zich op lied in eredienst
APELDOORN. In veel kerkelijke gemeenten bestaat het verlangen om in de eredienst niet alleen psalmen, maar ook andere liederen te zingen. De Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland pleit voor liederen die passen bij het gereformeerde ideaal: ”het Woord aan het woord”. Psalmen en Schriftberijmingen hebben daarom de voorkeur.
In de vrijdag verschenen brochure ”Zingen in de eredienst” biedt de Gereformeerde Bond een handreiking bij de bezinning op het zingen van psalmen en liederen in de eredienst. Auteur van de brochure is dr. M. J. de Vries, bijzonder hoogleraar christelijke filosofie in Delft en lid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond.
De Gereformeerde Bond constateerde dat er in veel gemeenten het verlangen bestaat om in de eredienst ook andere liederen dan psalmen te zingen. De vraag is wat geschikt is en wat niet. „Immers, we komen soms liederen tegen die niet in overeenstemming met de Bijbel lijken te zijn of die erg eenzijdig zijn.” De brochure geeft twee voorbeelden: Lied 320 (”God helpt u wonderbaar”) uit het Liedboek voor de kerken (1973), en ”Heer, ik kom tot U” uit de bundel Op toonhoogte.
Psalmberijmingen zijn niet het Woord zelf. Getoetst moet worden of ze het Woord recht doen, aldus De Vries. In de berijming van 1773 komen regelmatig uitdrukkingen voor als ”Opperwezen”, ”pad der deugd” en ”licht der rede”, die ingegeven zijn door de verlichting. „Het is daarom de moeite waard om te zoeken naar een alternatief voor verzen uit de oude berijming die zulke manco’s vertonen.”
In het zingen van de psalmen komt de volle breedte van het geloofsleven aan de orde, stelt hij. „Hoewel we dus met het zingen van psalmen niets tekortkomen, is het niet in strijd met het beginsel van ”het Woord aan het woord” om uit te zien naar berijmingen van andere Bijbelgedeelten, en dan met name gedeelten waarin de naam van onze Zaligmaker expliciet genoemd wordt. Bijbelteksten als Efeze 5:19 en Kolossensen 3:16 lijken die ruimte ook te bieden.”
Ook wanneer een gemeente besluit om het bij de psalmen te houden, kan er sprake zijn van eenzijdigheid. „Veel psalmen gaan over de onschuldige die zijn toevlucht neemt tot de Heere, waarna hij dankt dat de Heere zijn vijanden verdelgd heeft. Zulke psalmen worden weinig gezongen. Het verwijt dat opwekkingsliederen die dimensie missen, is weinig geloofwaardig als we niet de breedte en diepte van de psalmen benutten in ons zingen.”
Liederen moeten passen bij een besef van Gods heiligheid, vindt De Vries. Dat stelt ook eisen aan dichterlijke en muzikale kwaliteit. „Veel opwekkingsliederen zijn op dat punt niet sterk.”
Volgens de Gereformeerde Bond geldt de stelregel: hoe verder een lied is verwijderd van de letterlijke tekst van de Bijbel, hoe meer onderscheidingsvermogen nodig is om Schriftgetrouw te zingen. „Daarom is het goed dat hoe dan ook de psalmen en Schriftberijmingen een voorkeursplaats hebben in ons zingen in de eredienst.”
De brochure noemt de mogelijkheid dat de Gereformeerde Bond zelf aan de slag gaat met het samenstellen van een bundel met liederen die overeenstemmen met de gereformeerde identiteit. Een voordeel daarvan zou zijn dat daaruit „onbekommerd” gezongen kan worden, zonder de noodzaak van toetsing. „Het is echter wel steeds beleid van de Gereformeerde Bond geweest om te denken vanuit de breedte van de kerk. Om die reden is de Herziene Statenvertaling aan de synode voorgelegd om vrijgegeven te worden voor het geheel van de Protestantse Kerk in Nederland. Als er een aparte bundel zou komen, ligt het in de rede dat die dezelfde weg zal gaan.”
Wat de Bond betreft gaan kerkenraden met de richtlijnen in de brochure aan het werk. „De stemmen uit de gemeente moeten gehoord worden, maar hoeven niet bepalend te zijn voor de besluitvorming. De kerkenraad moet een Bijbels verantwoord beleid in relatie tot de eredienst uitstippelen en de gemeente uitnodigen om op die weg mee te gaan.”