Eerst een Lemba en dan pas een Jood
In het uiterste noorden van Zuid-Afrika en ook aan de andere kant van de grens met Zimbabwe woont een zwarte volksstam die zegt van Joodse afkomst te zijn. Zij noemen zichzelf het Lemba-volk. De Zuid-Afrikaanse groep woont aan de voet van de Soutpansbergen in de provincie Limpopo. Zij zijn opgegaan in het Venda-volk, een zwarte stam die daar al eeuwen woont.
Maar de ongeveer 50.000 Lemba’s in Zuid-Afrika en Zimbabwe behouden hun eigen karakteristieken en gewoonten, die op veel vlakken een Joodse achtergrond hebben. De Lemba’s eten geen varkensvlees, zij mengen vlees nooit met melk en ze doen aan besnijdenis, een ritueel dat zij ook aan de Venda hebben doorgegeven.
Als een Venda-jongen besneden moet worden, wordt dit uitgevoerd door een Lemba. De Lemba’s hebben Joodse gelaatstrekken. Sommige achternamen klinken bepaald semitisch: Hadzhi, Hamisi, Sadiki, terwijl de Lemba’s vooral bekend staan om hun flair voor de handel. Zij vieren het Joodse nieuwjaar, Rosh Hashana, en ook op Jom Kippoer, Grote Verzoendag, voeren zij rituelen uit, die overigens weinig of niets met de gebruikelijke Joodse tradities van die dag te maken hebben. Op Rosh Hashana bijvoorbeeld slachten zij een koe en eten daarvan alleen de ingewanden. Zij snuiven op die dag tabak en brengen de nacht dansend en zingend door, waarbij zij hun voorouders vragen om hen ook in het nieuwe jaar te begeleiden en te beschermen.
„Het is bijna de echte Rosh Hashana-viering”, meent de 62-jarige Lemba-zakenman Ephraim Selamolela, die zegt dat dat feest al generaties lang op die manier wordt gevierd. Goed, hij erkent dat zijn volk de aloude Joodse tradities niet meer aanhoudt. „Maar de Lemba’s hebben nog altijd contact met hun voorouders en die waren Joods. Ik ben zelf een Jood”, zegt hij stellig.
De geschiedenis van de Lemba’s is, net als die van bijna alle volkeren in Afrika, nooit aan het papier toevertrouwd. Gebeurtenissen worden van vader en moeder op zoon en dochter doorverteld. Volgens deze mondelinge historie verlieten de Lemba’s 2500 jaar geleden het Heilige Land, onder leiding van een man genaamd Buba, die de Lemba’s naar een stad in Jemen voerde. Vandaar staken zij de Rode Zee over om zich eerst in Oost-Afrika te vestigen.
Volgens de overlevering volgden zij later een ster, die hen uiteindelijk naar Zuid-Afrika bracht. De Lemba’s vermengden zich met plaatselijke stammen, hoewel zij bij voorkeur alleen met andere Lemba’s trouwden. Door de eeuwen heen zijn de Joodse tradities, die zij uit Palestina meebrachten, vergeten en vervangen door Afrikaanse rituelen. Europese zendelingen en missionarissen bekeerden veel Lemba’s tot het christendom.
De Lemba’s hebben dan ook geen rabbijnen, synagogen of de thora, maar hun eetgewoonten en sommige culturele uitingen zijn bijna identiek aan die van de Joden in Israël of in de diaspora. De Lemba’s zijn er absoluut van overtuigd dat zij van Joodse afkomst zijn.
Maar de omvangrijke Joodse gemeenschap in Zuid-Afrika wil de Lemba’s niet als zodanig accepteren, ondanks een Amerikaanse onderzoek naar hun DNA, waaruit zou moeten blijken dat zij een unieke Joodse DNA bezitten. Volgens een onderzoek van een Amerikaanse organisatie, Kulanu, die zoekt naar Joden in de diaspora, stammen de Lemba’s af van Aäron, de broer van Mozes.
„Voor de westerse Joden kwam dit als een grote verrassing. Maar de Lemba’s zeiden slechts: Dat hebben we jullie altijd al proberen te vertellen”, zegt Kulanu-president Jack Zeller. Maar volgens de voorzitter van de vereniging van rabbijnen in Zuid-Afrika, Norman Bernhard, zijn de Lemba’s niet Joods: „Dat DNA-onderzoek wijst op een mogelijke band met de Joden, maar daarom zijn ze nog niet Joods.”
Sommige vooraanstaande Lemba’s reizen regelmatig naar Israël. Ze hebben Hebreeuws leren lezen en schrijven en hebben het Joodse geloof overgenomen.
Ephraim Selamolela’s zoon Nicholas woont in Johannesburg en stuurt zijn kinderen naar een Joodse school. Maar het gaat hem vooralsnog te ver om het Joodse geloof te omarmen. „Ik ben allereerst een Lemba en dan pas een Jood, zegt hij.