Binnenland

Varend dorp, vliegveld en haven

De tocht van Hr. Ms. Rotterdam naar Liberia is op het oog weinig risicovol. Het grootste gevaar voor het schip is het schip zelf.

Riekelt Pasterkamp
24 October 2003 21:19Gewijzigd op 14 November 2020 00:40

Eigenlijk is de Rotterdam geen oorlogsschip. In deze krant werd de boot ooit als een „cruiseschip voor de mariniers” getypeerd. Het schip is werkelijk van alle markten thuis.

De Rotterdam is zo’n beetje een varend dorp (compleet met hotel, garage en opslagloods), vliegveld en haven tegelijk. Ruim 166 meter lang en even hoog als een flatgebouw van tien verdiepingen. Het schip kan met gemak 600 volledig uitgedoste mariniers meenemen.

Dat legertje militairen moet een maand lang op zee kunnen blijven zonder een haven aan te doen. Drinkwater voor de eigen bemanning en een bataljon mariniers kan worden gewonnen uit zeewater.

Aan boord is een compleet ziekenhuis met 100 bedden, inclusief twee operatietafels, intensive-care-bedden en ziekenzalen. Dit hospitaal kan de vergelijking met ieder regionaal ziekenhuis in Nederland glansrijk doorstaan. Onder andere met het doel om gewonde militairen te verzorgen gaat de Rotterdam naar de kust van Liberia.

Achter op het schip is een groot helikopterdek. Het unieke van de Rotterdam is dat het zijn achterkant kan laten zakken. Door miljoenen liters water in de ballasttanks te pompen zakt het schip ongeveer 4,5 meter. In het ruim ontstaat zo een kleine haven. Landingsboten kunnen in- en uitvaren om mariniers, vrachtwagens, rupsvoertuigen en ander materieel op de kust te zetten.

Er kunnen zes helikopters landen op het achterdek en het schip heeft in de buik een eigen aanlegsteiger voor zes kleinere landingsvaartuigen. Het kan een bataljon mariniers van 600 man vervoeren, maar ook twintig vrachtwagens en veertig landrovers.

Het enige probleem is dat het logge schip nauwelijks zelfverdedigingsmiddelen aan boord heeft. Er zijn acht Browning .50-mitrailleurs en twee Goalkeeper 30 mm-kanons tegen luchtdoelen beschikbaar. Maar tegen bijvoorbeeld snelle (rubber)boten met terroristen of explosieven aan boord is weinig te doen. Bij gevaarlijke missies opereren ’s nachts vanaf het dek schildwachten met nachtzichtkijkers.

De Rotterdam werd in de vaart gesteld in 1998 en heeft sindsdien deelgenomen aan de operatie Allied Harbour in Albanië in 1999 en aan de VN-operatie Unmee voor de kust van Eritrea in 2000.

De Rotterdam heeft voor zijn functioneren geen haven nodig maar kan voor de kust gaan liggen. Met kleinere landingsvaartuigen en met helikopters wordt het contact met de vaste wal onderhouden.

Het schip heeft voor de missie in Liberia een eigen bemanning van 150 manschappen. Daarnaast komt er een helikopterdetachement van 25 man aan boord, een bootcompagnie van 45, een beveiligingspeloton mariniers van dertig en een chirurgisch team van tien mensen: in totaal ongeveer 270 koppen.

Wat opvalt aan boord van de Rotterdam, zijn de brede en hoge gangen. Op een doorsnee marineschip loopt iemand van boven de 1,90 m al gauw de kans op een botsing met bikkelhard metaal. Bij het passeren in de gangen is het zaak de buik in te houden. Op de Rotterdam niet. Mariniers zijn veelal letterlijk geen kleine jongens, is de redenering. Ook met volle bepakking moeten ze elkaar kunnen passeren.

De marine is maar wát trots op de Rotterdam. Zo trots, dat ze een tweede amfibisch transportschip verlangde en krijgt. Bij de Scheldewerf in Vlissingen staat de Johan de Witt op stapel. Het schip komt in 2007 in de vaart.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer