De renteverlaging van donderdag is de eerste sinds juli vorig jaar. Op dat moment kwam de herfinancieringsrente, de rente die banken betalen voor hun leningen bij de ECB, voor het eerst lager uit dan 1 procent. Sinds maart 2009 is de rente niet meer hoger geweest dan 1,5 procent. Tot dat moment lag het tarief nooit lager dan 2 procent.

De rente van de ECB werkt over het algemeen door op de rente die banken vragen op hypotheekleningen en de rente die ze betalen op spaarrekeningen. De lagere rente kan een variabele hypotheek daardoor goedkoper maken. Tegelijkertijd moeten spaarders rekening houden met een lagere vergoeding op hun tegoeden.

De lage rente moet ervoor zorgen dat de kredietverlening aan bedrijven en consumenten in de eurozone nog enigszins op gang blijft. Ondanks de lage tarieven van de ECB zit de kredietmarkt echter nog altijd op slot. Door de slechte economische omstandigheden lopen de betalingsproblemen van klanten op en zien banken steeds minder brood in leningen aan kleine en middelgrote bedrijven. Daarbij hebben de banken door hun eigen problemen zelf ook grote moeite om aan geld te komen. Vooral in Zuid-Europa lopen de rentes die bedrijven moeten betalen daardoor hoog op.

De ECB richt zich bij het rentebeleid in eerste instantie op het handhaven van een stabiel prijsniveau in de eurozone. Daarbij mikt de centrale bank op een inflatie van ongeveer 2 procent. Bij een hoger inflatiepeil kan de rente worden verhoogd, zodat leningen duurder worden en de economische groei en de stijging van het prijspeil worden afgeremd. Een lagere inflatie schept ruimte om de rente te verlagen. In april zakte de inflatie in de eurolanden tot 1,2 procent.