Kerk & religie

„Het werk in de wijngaard kent vreemde kostgangers”

In Ulrum preekte hij graag, omdat daar in 1834 de ware kerk herboren was. Johannes Hendrikus Zelle (1907-1983) was een gereformeerde ”preektijger” van de oude stempel, maar stond ook bekend als ”donder­preker” tegen de zedenverwildering van het volk.

Dr. ir. J. van der Graaf
1 May 2013 14:28Gewijzigd op 15 November 2020 03:21
beeld domineezelle.nl
beeld domineezelle.nl

Toch is hij maar zeven jaar predikant geweest, 
van 1949 tot 1956 in de gereformeerde kerk van 
Rockanje. Vanwege zijn eigenaardige gedrag en solistisch optreden kwam hij in conflict met de kerkenraad. Hij trok weer in bij zijn moeder in Leeuwarden.

Op Hemelvaartsdag 1983 vond een politieman hem dood achter zijn bureau. Die politieman –later ds. W. van der Veen– bracht een boek uit over deze „legendarische predikant.” Want Zelle bleef na Rockanje wel preken, vier à vijf keer per zondag, in bomvolle kerken. Bij de „leeuw van Leeuwarden” bleek altijd wat te halen, niet alleen „zuivere waarheid”, met bijvoorbeeld veel aandacht voor Bunyans ”Christenreis”, maar ook pikante gebeurtenissen. Hij hield ook vurige pleidooien voor de Antirevolutionaire Partij (ARP). Bij de VVD lag het gist naast het brood, bij de PvdA erop, maar bij de ARP zat het erin.

Hij leefde uiterst sober, zuinig uit liefde voor de pecunia. De kachel werd in de pastorie niet gestookt. En voor zijn warme maaltijden wist hij zich dagelijks als gast aan tafel bij gemeenteleden op te dringen. Zijn tafelmanieren lieten echter te wensen over. Hij was kennelijk onbekend met het vermaan van de Spreukendichter: „Indien gij een gulzig mens zijt, zet een mes op uw keel.” Of hij zag, zoals ooit een hoorder onder een preek van Spurgeon over deze tekst (Spr. 23:2), misschien daarin slechts een geestelijke betekenis. Hij schepte zijn bord tot de rand toe vol en eigende zich zelfs ooit een hele pudding toe, die mede voor de huisgenoten was bestemd.

Maarten ’t Hart betichtte hem in ”Het vrome volk” van „openbare dronkenschap en hoerenloperij.” 
Zelles zuinigheid belette hem echter een proces aan te spannen tegen deze klaarblijkelijke laster.

Op een bepaalde zondag nam hij een grote steen mee de kansel op. Het was, zei hij, een wondersteen. Aan het eind van de dienst was er echter niets wonderlijks gebeurd. Dat zou pas ’s middags gebeuren, zei de pastor. De gemeente, die ’s middags gewoonlijk aanmerkelijk minder trouw was dan ’s morgens, kwam nu ook ’s middags in groten getale op. Aldus was het wonder geschied.

Zelle bleef ongetrouwd, hoewel het vrouwelijk geslacht niet ongevoelig was voor zijn grote gestalte en zijn zwarte (met schoenpoets bewerkte) haardos. Een keer leek het ervan te komen. Een dochter van de smid in Burdaard raakte van hem in de ban. Maar de smid zag een huwelijk van zijn dochter met die „rare snijboon” niet zitten. Toen de deerne derhalve de verhouding verbrak, preekte Zelle over Demetrius de zilversmid (Hand. 19). Hij riep uit: „Demetrius, Demetrius, gij hebt mij veel schade berokkend.”

Ik licht slechts een tipje van de sluier op van deze man, over wie veel anekdotes te vertellen zijn. Het werk in de wijngaard kent vreemde kostgangers. Maar die kunnen nog wel rijpe druiven oogsten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer