Avondmaalsstel uit gg Andijk ging naar Nigeria
Sluit een kerk haar deuren dan blijven er behalve ontheemde kerkleden ook kerkelijke eigendommen over. De geliefde kanselbijbel, de doopvont waar veel gemeenteleden uit zijn gedoopt, een kostbaar avondmaalsservies. Wat gebeurt ermee?
In 2012 ging de gereformeerde gemeente van Andijk samen met de gemeente in Enkhuizen. De gemeente houdt na de samenvoeging haar diensten in de Ontmoetingskerk in Enkhuizen. Begin 2012 had de gemeente twee kanselbijbels, twee doopvonten en twee avondmaalsserviezen. De kanselbijbel van Andijk ligt tegenwoordig in Enkhuizen op de preekstoel, terwijl de Bijbel van Enkhuizen in de consistorie wordt gebruikt. Ds. G. Heijkamp: „De doopvont van Andijk wordt nu nog gebruikt in de Ontmoetingskerk. Daar komt echter een nieuwe vont die beter bij het interieur past. Wat we dan met de huidige doopvont doen weten we nog niet.”
Het avondmaalsstel van Andijk maakte een bijzondere reis. Ds. Heijkamp: „Via een contact met de zending hoorden we van de mogelijkheid om het avondmaalsservies via de ZGG aan de zusterkerk in Afrika te schenken.” Ouderling P. Boeder was lange tijd lid van de kerkenraad in Andijk. Ging het hem niet aan het hart dat het Andijkse avondmaalsservies weggegeven werd? „Zoiets gaat niet buiten het gevoel om natuurlijk. Maar we moeten daar ook nuchter in zijn. Ik ben blij dat ons avondmaalsservies weer een goede bestemming heeft gekregen in Afrika, al weten we niet precies waar.”
Kees Corbijn van de Zending Gereformeerde Gemeenten bevestigt dat het schenken van een avondmaalsstel aan zusterkerken vaker gebeurt. Hij schat dat een keer of vijf een avondmaalsstel van een gemeente die ontbonden werd, is hergebruikt. „Tot nu toe is het steeds naar Nigeria gegaan. We laten het aan de zusterkerk in Nigeria over om het daar te verdelen. We weten dat de kerken het zeer op prijs stellen om zo’n avondmaalsstel te ontvangen.” Andere voorwerpen zijn bij Corbijns weten niet naar Afrika gegaan. „Aan een kanselbijbel hebben ze natuurlijk niet zo veel omdat die in het Nederlands is. Een doopvont is vrij groot om mee te nemen. Een avondmaalsservies kan makkelijk in de koffer.”
In Den Haag ziet de PKN zich gedwongen zeven kerkgebouwen te sluiten. En ook hier vraagt men zich af wat er met de eigendommen moet gebeuren. Hans van Spanning, kerkrentmeester, vertelt dat er een kluis is waarin al veel spullen in zijn opgeslagen. „We zorgen voor een goede inventarisatie en taxatie. We kijken binnen Den Haag of andere kerken belangstelling hebben. Zo is er pas een prachtig avondmaalsservies na taxatie overgegaan van de sluitende Valkenboskerk naar de Kloosterkerk. Daar organiseren ze het avondmaal verspreid in verschillende hoeken van de kerk, waardoor er meer serviesgoed nodig is. Ook bejaardenhuizen waar het avondmaal bediend wordt vragen ons of we avondmaalsserviezen over hebben. Maar veel andere spullen gaan de kluis in.”
Van Spanning ziet graag dat typisch Haagse eigendommen ook in Den Haag blijven. „We hebben onlangs prachtig avondmaalszilver onder het stof vandaan gehaald. Het stond in een houten kist in een kast in de Laakkapel. Het bleek afkomstig uit de Oranjekerk die in 1994 gesloten werd en later afbrandde. Het stel is ontworpen in de jaren 30. Op alle stukken zijn Bijbelteksten die verband houden met het avondmaal ingegraveerd. De kunsthistorica die voor ons taxeert, heeft de waarde hoog ingeschat. Toch waren er weinig musea die er belangstelling voor hadden. Het Haags Historisch Museum wees het af. En het Utrechtse Catharijneconvent heeft niet altijd belangstelling voor de stukken, omdat het de toevloed niet meer aankan.”
Rooms-katholieke kerken kunnen met hun heiligenbeelden, altaartafels en biechtstoelen bij Fluminalis terecht. Harald Peters is mede-eigenaar van het familiebedrijf in het Gelderse Horssen. Tussen een paar klanten door: „Er is meer vraag dan aanbod in onze groothandel. Er sluiten wel kloosters en kerken, maar in Amerika en Azië is er volop vraag naar onze spullen. Zij gebruiken onze marmeren zuilen en terracotta engelen in bijvoorbeeld trouwkapellen of rouwcentra.”
De familie Peters is rooms-katholiek, volgens Harold Peters een voorwaarde voor zijn vak. „Je kent de namen van de heiligen, je hebt het gevoel voor wat er wel en niet met de spullen gedaan kan worden. Wij nemen alles aan wat ons wordt aangeboden, maar we verkopen het niet aan iedereen. Gewaden die wij verkopen zijn niet bedoeld voor een toneelstuk waarin gespot wordt. We kunnen aan de parochie die ons de spullen aanbiedt ook een herbestemmingsgarantie geven. We vragen dan toestemming aan de oorspronkelijke eigenaar of hij akkoord gaat met een doorverkoop. Dat geldt vooral voor gewijde artikelen en kerkelijke kleding.”
Het Catharijneconvent is een naam die regelmatig valt wanneer het gaat over de herbestemming van kerkelijke eigendommen. Gemiddeld vier keer per week belt een particulier of kerk het museum met een aanbod, vertelt curator Pia Verhoeven. „Dat zijn vaker rooms-katholieken dan protestanten. Zij hebben meer aan te bieden. Protestanten onderschatten wat ze in huis hebben. Vaak zeggen zij: „Wij hebben niets.” Terwijl het belangrijkste 17e- en 18e-eeuwse Nederlandse religieuze erfgoed juist in het bezit is van de protestantse kerken. Herenbanken, preekstoelen, prachtig koperwerk zoals lezenaars en kroonluchters en avondmaalszilver hebben grote waarde.”
Kerkgangers kijken met heel andere ogen naar hun eigendommen dan kunsthistorici. Verhoeven: „De kansel is voor de kerkgangers vooral van belang vanwege de functie in de kerkdienst. Daar wordt immers het woord Gods verkondigd. Maar de kunsthistoricus vindt de kansel bijvoorbeeld van belang omdat het snijwerk een prachtig voorbeeld is van de achttiende-eeuwse rococo. Het verschilt nogal per kerk of er mensen zijn die affiniteit hebben met erfgoed en geschiedenis. In de regel is er sprake van onderschatting omdat het voor kerken immer om gebruiksgoederen gaat. Dan zie je vaak de cultuurhistorische waarde niet of minder.”
Verhoeven beaamt dat het Catharijneconvent ruimte tekortkomt voor het enorme aanbod. De selectie is streng. „Ongeveer 90 procent van het aanbod wijzen we af. Wij willen onze kerncollectie verbeteren, dus dat betekent dat we algauw iets afwijzen omdat we al iets soortgelijks hebben. Als museum moeten we het stuk ook kunnen tentoonstellen, of het moet een belangrijke documentaire waarde hebben. Een andere belangrijke voorwaarde is dat de voorwerpen een nationale uitstraling hebben, omdat we een nationaal museum zijn. Verder proberen we te overleggen met andere musea, zodat niet overal hetzelfde wordt verzameld.”
Het Catharijneconvent heeft een belangrijke rol als wegwijzer in het land van kerkelijk erfgoed. „We verwijzen vaak door naar collega-musea wanneer voorwerpen daar beter in de collectie passen. Vaak worden we benaderd door kerken die juist op zoek zijn naar religieuze voorwerpen. We proberen vraag en aanbod aan elkaar te koppelen. Binnenkort willen we een website openen waarop kerken het aanbod kunnen zien en zelf objecten kunnen plaatsen.”