Geen klokgelui voor vrijzinnigen
In enkele bekeringsgeschiedenissen trof ik ze aan: ervaringen van mensen die door het horen luiden van een kerkklok tot nadenken of zelfs tot bekering zijn gekomen. Het was de doodsklok, die luidde wanneer op een dorp iemand grafwaarts werd gedragen, die ook ”een slag naar binnen” gaf. Dan beierde, zoals nog wel gebeurt, de klok zodra de bedroefde stoet de kerk of het sterfhuis had verlaten tot men op de begraafplaats aankwam.
Vooral vroeger was die rondom de kerk gelegen. In sommige Friese dorpen is het nog steeds de gewoonte dat een rouwstoet driemaal om de kerk loopt. Via een pad rond de begraafplaats. Terwijl de klok luidt.
Het is een oud gebruik. Ten diepste van heidense oorsprong. Lawaai maken om boze geesten te verdrijven, zoals in verre landen nog gebeurt.
Klokgelui klinkt natuurlijk niet alleen bij begrafenissen. In sommige plaatsen is het de gewoonte om elke dag om twaalf uur te luiden. Tradities te over. Bij storm, zoals in de rampnacht van 1 februari 1953. Bij geboorte en rouw in de koninklijke familie. In de oudejaarsnacht. Bij brand. Bij bijzondere gelegenheden. Zoals onlangs, bij de witte rook in Rome. Toen gaven de bisdommen toestemming om vijf minuten te luiden. We herinneren ons de nieuwsberichten over een Tilburgse pastoor die dagelijks het hanengekraai voor was met zijn luidklok. Decibellen te over! Ondanks protesten en dwangsommen.
Rome heeft van oudsher iets met klokken gehad. Ze werden genoemd naar en gewijd aan heiligen. Klokken werden gedoopt en kregen een naam. Het weerhield de bezetter in de Tweede Wereldoorlog er niet van om ze te roven. Dit cultuurhistorische erfgoed vond bij honderden een jammerlijk einde in de Duitse smeltovens. Heel wat klokken in oude stads- en dorpskerken die de Duitse dans waren ontsprongen, zijn ooit door geestelijken gewijd.
Het luiden gebeurt nu nauwelijks nog met een touw. De mechanisatie verving het klokkentouw. Met een druk op de knop of een draai aan een schakelaar worden de klokken in beweging gebracht.
Er zou nog veel over klokken luiden te schrijven zijn. Hier en daar klept het Angelus nog in de verte. En „boven Gent rijst, eenzaam en grijs, ’t Oud Belfort, zinbeeld van ’t verleden”, volgens een oud lied. „Mijn naam is Roeland, ’k kleppe brand en luide storm in Vlaanderland.”
John Bunyan was in zijn jeugd ook klokkenluider. Niet om kerkdiensten aan te kondigen, maar om de bevolking op Gods dag op te roepen tot sport en spel. Met een onrustig geweten. Bang dat de klok tijdens het luiden naar beneden zou komen, ging hij uit voorzorg onder een dwarsbalk in de toren staan. Dezelfde Bunyan, die later schreef dat alle hemelklokken zullen luiden als hij de hemel mag binnengaan.
Nog één voorval: Bodegraven was gewend aan een Schriftuurlijk-bevindelijke prediking. Tijdens vacatures kwam er soms een moderne, vrijzinnige ringpredikant. De koster weigerde in 1929 voor zulke predikers de klok te luiden. Als alle kosters dat criterium nu nog zouden handhaven, zou het heel wat stiller zijn op zondagochtend.