Geschiedenis

Kunstenaars wilden tijdens oorlog niet onder Duitse knoet

„Wat doe jij, nu je land wordt getrapt en geknecht?” Zelf gaf Gerrit Jan van der Veen een helder antwoord op deze vraag uit zijn gedicht: hij was een van de leiders van het kunstenaarsverzet tegen de Duitsers.

L. Vogelaar
29 April 2013 21:54Gewijzigd op 15 November 2020 03:20
Monument voor het kunstenaarsverzet (1973) aan de Plantage Middenlaan in Amsterdam. Beeld RD
Monument voor het kunstenaarsverzet (1973) aan de Plantage Middenlaan in Amsterdam. Beeld RD

Van der Veen had twee jaar aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten gestudeerd. Na bij een reclamebureau te hebben gewerkt, werd hij in 1931 voltijds beeldhouwer. De eerste tijd was het armoe troef. Zijn eerste grote opdracht was het vervaardigen van een klok voor een plein in Willemstad op Curaçao. Hij maakte legpenningen en ontwierp bankbiljetten.

Van der Veen weigerde lid te worden van de Kultuurkamer die de bezetter bedacht. Onder leiding van NSB’er Goedewaagen moest deze instelling ervoor zorgen dat alle culturele uitingen ten dienste van de nationaalsocialistische ideologie stonden. Het ging om het „uitbannen van alle ontaarde, ongezonde, onnatuurlijke creativiteit, een positief-Germaanse houding.” Kunstenaars die zich niet aansloten, riskeerden een hoge boete.

Van der Veen was een van de auteurs van een manifest waarmee ruim 1900 kunstenaars protesteerden tegen de politieke bemoeienis met hun werk. Toen enkele schrijvers werden opgepakt, dook Van der Veen onder. Later moesten ook zijn vrouw en kinderen zich schuilhouden.

Vervalsing

Op 1 mei 1942 richtte Van der Veen het illegale blad De Vrije Kunstenaar op, waarin werd opgeroepen tot verzet. Hij schreef ook een protest tegen het wegvoeren van de Joden.

De Amsterdamse verzetsman zwierf van het ene onderduikadres naar het andere. Hij zette in juli 1942 samen met onder anderen Willem Arondéus de Persoonsbewijzencentrale op. Die telde uiteindelijk zo’n honderd medewerkers, die 65.000 persoonsbewijzen en 75.000 bonkaarten vervalsten. Aanvragers betaalden naar draagkracht; wie geen geld had, kreeg het bewijs voor niets. De verzetsgroep maakte ook duizenden persoonsbewijzen buit tijdens een overval op de Landsdrukkerij in Den Haag.

Aanslag

Op 27 maart 1943 wilden Van der Veen en zijn team het gebouw naast dierentuin Artis opblazen waar het bevolkingsregister was ondergebracht. Daar bevonden zich onder meer de gegevens van ruim 70.000 Amsterdamse Joden. De verzetslieden vermomden zich als politieagent. De bewakers werden overmeesterd, kregen een verdovende injectie en werden in het donker in Artis neergelegd, zodat er in het gebouw geen slachtoffers zouden vallen.

Na de explosies deden de brandweerlieden –een aantal van hen was op de hoogte gebracht– bewust weinig moeite om de brand die ontstond snel te blussen; ze rukten laat uit en zorgden er vooral voor dat de persoonskaarten door een overvloed aan bluswater onleesbaar werden. Helaas was alle moeite voor niets: in Den Haag bleek een duplicaat van het register te liggen, zodat de Duitsers er gebruik van konden blijven maken als ze mensen wilden opsporen.

Na verraad werden 21 mensen opgepakt. Twaalf van hen werden doodgeschoten. Van der Veen wist te ontkomen.

Gefusilleerd

Een volgende actie kostte hem echter zijn vrijheid en zijn leven. Later werd gezegd dat Van der Veen door oververmoeidheid en blootstelling aan continue spanning te veel risico’s nam en steeds driester te werk ging.

In de vroege ochtend van dinsdag 2 mei 1944 ging hij samen met andere verzetsstrijders naar het huis van bewaring aan de Weteringschans om enkele vrienden te bevrijden. Een bewaker die in het complot zat, deed de poort open. Van der Veen werd verrast door een waakhond, trok zijn pistool en schoot op het dier. Dat alarmeerde de bewakers. In het gevecht dat uitbrak, trof een kogel Van der Veen in de rug. Hierdoor raakte hij aan beide benen verlamd. Andere verzetsstrijders droegen hem weg, en zo wist hij opnieuw te ontkomen.

Anderhalve week later arresteerden de Duitsers hem op zijn onderduikadres aan de Prinsengracht. Samen met verzetsvrienden werd hij op 10 juni in de duinen bij Overveen gefusilleerd. Hij was 41 jaar. Twee maanden later werd uit een van zijn buitenechtelijke relaties de latere D66-politicus Wolffensperger geboren, die ook Gerrit Jan werd genoemd.

Prijzen

Het beruchte hoofdkantoor van de Sicherheitsdienst aan de Euterpestraat werd na de oorlog weer als school in gebruik genomen. Zowel het gebouw als de straat werd vervolgens naar Van der Veen genoemd. Postuum werden hem het Verzetskruis en de Yad Vashem­onderscheiding toegekend.

Aan de Plantage Westermanlaan in Amsterdam herinnert een monument aan het kunstenaarsverzet en naast de deur van Plantage Kerklaan 36 verwijst een plaquette naar de aanslag op het bevolkingsregister.

Er is nog een andere herinnering. Ter nagedachtenis aan verzetsleider Van der Veen en andere omgekomen kunstenaars en wetenschappers kwam de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945 tot stand, die van 1949 tot 1964 prijzen voor de letterkunde en voor de beeldende kunst uitreikte. Het idee om het overgebleven geld van de verzetsgroep na de oorlog voor kunstprijzen te gebruiken, had Van der Veen zelf geopperd.

In de begintijd werden kunstenaars gelauwerd die aan het verzet hadden deelgenomen, later ook mensen die zich in de geest van de grondleggers van de stichting hadden geprofileerd. In de jaren 1987-1997 kende de stichting jaarlijks de Verzetsprijs toe.

Daarnaast hield ze zich vooral bezig met het organiseren van bijeenkomsten. Van der Veen had zich ingezet voor zijn Joodse landgenoten. Onderwijs over de Holocaust is ook een van de aandachtsvelden van de stichting, die op 11 mei vanwege het 65-jarig bestaan in Amsterdam een jubileumsymposium houdt onder de titel ”Het doorgestreepte blijft te lezen”.

www.kunstenaarsverzet.nl


Wat doe jij?

Wat doe jij, nu je land wordt getrapt en geknecht,

Nu het bloedt uit ontelbare wonden,

Wat doe jij, nu je volk wordt ontmand en ontrecht

Door de zwarte en feldgraue honden?

(…)

Wees veracht jij, die slap van zelfzuchtige angst

Tracht de grievendste hoon te negeeren,

Wees veracht jij, die jaagt naar gewin en genot

Waar je broeders rondom je krepeeren.

Op de bres voor de vrijheid, jij man van ’t verzet.

Die verbeten ’t gespuis blijft belagen,

die vecht, jij die valt voor de vrijheid en ’t recht,

Jij die stand houdt waar velen versagen.

(…)

G. J. van der Veen in De Vrije Kunstenaar van maart 1944.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer