Noord-Korea maakte eerder op de dag bekend dat het niet met Seoul wilde overleggen over de heropening van het gezamenlijke industriegebied, dat net over de grens in Noord-Korea ligt. Volgens Pyongyang heeft het zuiden op een onvergeeflijke manier de veiligheid in de zone in gevaar gebracht.

Minister Ryoo Kihl-jae noemde het besluit onvermijdelijk, omdat „onze burgers die nog in Kaesong zijn, door de onrechtvaardige acties van Noord-Korea steeds grotere problemen ondervinden”. De Zuid-Koreanen in Kaesong waren daar gebleven om noodzakelijk werk te verrichten en installaties te bewaken. Ze worden al weken niet bevoorraad en hebben mogelijk een tekort aan voedsel.

Pyongyang verbood begin april de meer dan 50.000 Noord-Koreaanse arbeiders nog langer te werken in de Zuid-Koreaanse bedrijven in Kaesong. Dat gebeurde na maanden van dreigementen tegen het zuidelijke buurland en de Verenigde Staten. Kaesong, dat in 2004 openging, is een van de weinige voorbeelden van samenwerking tussen de beide Korea’s. Er zijn ruim 120 Zuid-Koreaanse bedrijven gevestigd.

Kaesong is een belangrijke inkomstenbron voor Noord-Korea. Het brengt Pyongyang jaarlijks 90 miljoen dollar (69 miljoen euro) op. De Zuid-Koreaanse bedrijven betalen het stalinistische regime een maandelijkse vergoeding voor elke Noord-Koreaan die bij hen in dienst is.