Klokkenluiders, werkdruk en infographics in de rechtszaal
Klokkenluiders blijven van tijd tot tijd het nieuws halen. De butler van de paus, de longarts van het VUmc en anderen namen het besluit om de minder schone was van hun werkgever buiten te hangen en zagen zich geconfronteerd met procedures in het kader van ontslag of strafvervolging. De juridische positie van de klokkenluider blijft weerbarstig, zo blijkt uit de analyse van mr. Van Uden in ArbeidsRecht 2013/3. Natuurlijk, er is vrijheid van meningsuiting, maar die vormt geen vrijbrief. In 2012 heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over een bankier die zijn geheimhoudingsplicht jegens de bank schond, omdat de bank financiële regels had geschonden. Een goed werknemer is jegens werkgever gehouden tot discretie en loyaliteit. Dat geldt ook als de werknemer meent dat er misstanden zijn die in het algemeen belang bestreden moeten worden. De werknemer dient dan de minst schadelijke weg te bewandelen. Dat betekent eerst interne melding, desnoods tot aan de top, alvorens naar buiten te treden.
Van Uden laat zien dat de Europese rechtspraak op dit punt veel beter te hanteren criteria aanlegt dan de kaders die de Nederlandse rechtspraak hanteert. De toets van het Europees Hof van voor de Rechten van de Mens houdt in dat er een algemeen belang moet zijn bij melding en dat de werknemer de melding op discrete wijze moet doen. Het spreekt voor zich dat de informatie van de klokkenluider juist moet zijn en hij zal moeten laten zien dat hij te goeder trouw handelt en niet in het kader van een eigen agenda, zoals wraakneming. Ook zal de schade voor werkgever binnen proporties moeten zijn. Tot slot toetst het hof hoe zwaar de opgelegde sanctie is; als aan alle criteria is voldaan, zal de zwaarste sanctie van ontslag geen stand kunnen houden.
De auteur bepleit directe toepassing door de Nederlandse rechter van de Europese criteria. Onduidelijkheid over de positie leidt er immers toe dat potentiële klokkenluiders wijselijk hun mond houden.
Ook de hoge werkdruk van rechters is de laatste tijd voortdurend in het nieuws. De werkdruk zou zo hoog zijn dat rechtspraak haastwerk is geworden. Rinus Otte, hoogleraar organisatie rechtspraak te Groningen, is het daar niet mee eens, schrijft hij in Advocatenblad nr. 2. Hij is van mening dat werklast geen probleem is voor rechters; ze moeten gewoon zelf hun werk beter organiseren. De financiële middelen voor de rechtspraak zijn sinds 2005 alleen maar toegenomen en het aantal uitspraken is gedaald. Dus de werklast kan het probleem niet zijn.
Volgens Otte zijn rechters „te weinig innovatief” in het organiseren van hun werk. Ze voelen zich niet meer de baas in de rechtszaal omdat veel werk uit handen wordt genomen door ondersteunende medewerkers. Otte is van mening dat rechters als een regisseur naar een zitting moeten toewerken. Na een periode van centralisering van rechtspraak moet nu het decentrale model weer de standaard worden. Rechters kunnen dan zelfstandig werken en de touwtjes zelf in handen houden. Wel moeten de prestatieafspraken waarmee nu wordt gewerkt, gehandhaafd blijven. Anders ligt het risico op de loer dat rechters zich weinig van hun omgeving aantrekken en te makkelijk zaken laten liggen.
Wat genuanceerder is president Verheij van het gerechtshof in Den Haag in Advocatenblad 3. Zijn indruk is dat er collega’s zijn die hard werken maar nergens last van hebben, alsook collega’s die het gevoel hebben tegen de stroom in te roeien zonder voortgang te boeken. De grootste knelpunten zitten volgens hem in de sector strafrecht.
In hetzelfde Advocatenblad nr. 3 breekt hoofdredacteur Stiphout een lans voor het geven van een „lesje recht” op de middelbare school. De gemiddelde Nederlander weet weinig van het recht. De wereld van het recht staat voor de meesten ver van hun bed. Dat is niet zo vreemd omdat er op de middelbare school bijna geen aandacht wordt besteed aan het recht. Op de website rechtexamen.nl kunnen niet-juristen hun kennis van het recht toetsen. Wie slaagt, krijgt een certificaat voor de aangetoonde kennis. Dit examen moet de kennis van het recht vergroten en de wijze waarop recht moet worden ‘gehaald’.
In het kader van aanschouwend recht beziet M. Maathuis in Advocatenblad 2 of infographics een rol kunnen spelen bij het pleiten in de rechtszaal. Dergelijke informatieve illustraties in de vorm van kaarten, grafieken, tijdslijnen zijn onmisbaar in een visueel ingestelde wereld. In de advocatuur wordt echter niet veel gebruikgemaakt van plaatjes uit angst voor versimpeling: „We zijn Dick Bruna niet.” Toch kunnen beelden tekst ondersteunen. Mr. Sluijs maakt als advocaat wel al gebruik van infographics. In een complexe rechtszaak gebruikte hij vier plaatjes en negen pagina’s tekst, terwijl de wederpartij met een dikke multomap aankwam. En met succes, want de beslissing viel in het voordeel van zijn cliënt uit. Bovendien zijn de cliënten er enthousiast over en de gerechten zijn er content mee.
Mr. A. Klaassen, advocaat bij Bouwman Van Dommelen Advocaten. Reageren? focus@refdag.nl