Politiek kan media niet omzeilen
Onderzoek toont het aan: het vertrouwen van burgers in de politiek neemt af. Verwijten: politiek gaat over de hoofden van mensen heen en bestaat vooral uit gekissebis over kleinigheden. Hoe kan de Tweede Kamer haar imago opvijzelen? Meer gebruikmaken van moderne communicatiemiddelen? „Jan de Boer op drie hoog achter kijkt echt niet op de weblog van Weisglas.”
Politiek en bestuur liggen onder vuur. Dat is altijd zo geweest, maar het geldt in het bijzonder in het post-Fortuyn-tijdperk. De stroperigheid van de besluitvorming, het gefixeerd zijn op details, het elkaar aan het Binnenhof vliegen afvangen: de meeste Nederlanders hebben er een hartgrondige afkeer van.
Opmerkelijk is dat de laatste maanden onder politici een tegenbeweging op gang komt. Tijdens de algemene beschouwingen in september was het GroenLinks-kamerlid Halsema die van zich af beet: De Kamer moet zich al dat gejammer en geklaag over de politiek niet laten welgevallen. Zo erg is het allemaal niet, aldus Halsema. Deze week was het oud-kamervoorzitter Van Nieuwenhoven die in de tegenaanval ging. Hoezo, crisis in de politiek? „Laat je dat toch niet aanleunen”, foeterde het PvdA-kamerlid op een bijeenkomst waar oud-GroenLinks-leider Rosenmöller een boek presenteerde. „We doen het als kamerleden helemaal niet zo slecht. Aan het Binnenhof wordt hard gewerkt door politici die best weten wat er in de samenleving speelt.”
Toch is er een probleem: de burgers zelf hebben het niet door. Hoe komt dat? PvdA-kamerlid K. de Vries, oud-minister en doorgewinterd politicus, weet het wel. „Vroeger had de politiek in de media betrouwbare informatieoverbrengers”, analyseerde hij gisteren op een bijeenkomst van de Machiavelli Stichting over het pr-beleid van overheid en parlement. „Elke partij had zijn eigen krant of tv-zender. De houding van veel media was: Oh, hebt u iets te melden? Dan schrijf ik het wel op.”
Die situatie is inmiddels volkomen veranderd, stelt de PvdA’er. „De media zijn ontzuild en beslissen zelf wat ze de lezer, luisteraar of kijker elke dag voorschotelen. Burgers krijgen op die manier een eenzijdige selectie gepresenteerd van wat zich dagelijks in Den Haag afspeelt. Een selectie die vooral gericht is op incidenten, ruzies, emoties, menselijke kantjes van de politiek.”
Neem maar eens één week lang de proef op de som, suggereert De Vries. „Vergelijk dan in die week de werkelijke kameragenda met het beperkte politieke nieuws in de kranten. Tussen die twee gaapt een enorme kloof.”
Hoe dit probleem aan te pakken? VVD-wethouder in Amsterdam en oud-kamerlid Van der Stoel heeft daar wel ideeën over. De vice-voorzitter van de Raad voor Openbaar Bestuur (ROB) verwijst naar een rapport dat de raad eerder dit jaar uitbracht. „Daarin hebben wij een pleidooi gevoerd voor een LAT-relatie tussen media en politiek. Momenteel zijn die twee veel te sterk vervlochten. Partijen en fracties moeten burgers veel vaker direct benaderen, zonder tussenkomst van de media. Maak bijvoorbeeld jaarlijks een interessant fractieverslag en doe dat de kiezers toekomen.”
De Vries lacht de suggestie van Van der Stoel weg. „Die aanbeveling slaat echt nergens op. De PvdA werkt al tientallen jaren met fractieverslagen. Maar er is geen hond die dat leest.”
Het idee om de media te omzeilen en burgers direct te benaderen, spreekt de sociaal-democraat wel aan. „We hebben tegenwoordig moderne communicatiemiddelen, e-mail en internet, waarmee we mensen direct kunnen informeren. Mijn weblog wordt maandelijks door 5000 mensen bezocht.”
Maar er kan op dit gebied nog meer gebeuren. „In tegenstelling tot bijvoorbeeld Amerika hebben we in Nederland geen werkelijk publieke omroep. In de VS is er één zender waarop alle debatten integraal worden uitgezonden. Daar is de burger niet afhankelijk van de gekleurde bril van de journalist die hem één miniem stukje van een debat voorschotelt.”
Bij het aanhoren van De Vries kan Kees Brants, buitengewoon hoogleraar politieke communicatie in Leiden en Amsterdam, op zijn beurt nauwelijks een glimlach onderdrukken. „Die Amerikaanse zender, C-span, werkt helemaal niet. Dat is vreselijk saai. Daar kijken zó weinig mensen naar.”
Ook CDA-kamerlid Atsma, oud-journalist, ziet weinig in de ideeën van De Vries. „Wie leest er nu de weblog van Weisglas of De Vries? Dat is toch een heel klein segment uit de samenleving? Jan de Boer op drie hoog achter heeft er amper weet van dat er zo’n weblog bestaat.”
Wil een kamerlid aan de burger duidelijk maken hoeveel goede dingen hij doet, dan blijft hij afhankelijk van de grote media, meent Atsma. „Dan gaat het toch om de tv, om de kranten die elke dag in de bus vallen. Zelf heb ik helemaal niet de ervaring dat ik daar mijn boodschap niet in kwijt kan. Als je als kamerlid je ideeën goed en helder verpakt, en het gaat werkelijk om nieuws, dan willen journalisten dat graag plaatsen.”
Onlang heeft Atsma nagegaan met welk onderwerp hijzelf het meest in het nieuws is geweest. „Dat was met mijn voorstel tot het introduceren van schoolfruit. Eigenlijk heel logisch dat dat idee goed aansloeg. Met één zo’n term, schoolfruit, snapt iedereen meteen waar het over gaat. Zoiets heb je op tv in een minuut uitgelegd.”