Verwacht van lagere rente in eurozone geen wonderen
APELDOORN. Directeur Christine Lagarde van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) vindt dat de rente in de eurozone verder omlaag moet. De vraag is echter of die maatregel werkelijk bijdraagt tot een stimulering van de economie.
Zorg vooral dat er weer groei komt. Dat is de boodschap die afgelopen weekend vanuit Washington, waar de lentevergadering van het IMF plaatsvond, richting de eurolanden werd gezonden. Het gebied met de gemeenschappelijke munt verkeert in recessie en vooruitzichten op een spoedig en stevig herstel ontbreken. Het fonds denkt dat er ook dit jaar sprake zal zijn van krimp. In de jongste raming gaat genoemde instelling uit van min 0,2 procent.
Lagarde signaleert in het mondiale beeld een ontwikkeling in drie tempo’s: de economieën in opkomst laten een snelle expansie zien, de Verenigde Staten doen het redelijk en Europa sjokt achteraan. De Europese Centrale Bank (ECB) houdt het er vooralsnog op dat hier de bedrijvigheid in de tweede helft van 2013 begint aan te trekken, maar tegelijk waarschuwt president Mario Draghi dat er neerwaartse risico’s aanwezig zijn.
De topvrouw van het IMF maant hem en zijn medebestuurders in Frankfurt meer te doen om de conjunctuur aan te zwengelen. Zij wijst erop dat van alle grote centrale banken in de wereld alleen de ECB nog over enige manoeuvreerruimte beschikt.
De officiële rente binnen de muntunie, de prijs die de commerciële banken betalen als ze korte kredieten opnemen, bedraagt 0,75 procent. Dat is een historisch laag niveau. Het geldt al sinds juli vorig jaar. En het klopt, het kan nog verder naar beneden. De Bank of England heeft in Groot-Brittannië het voornaamste tarief teruggeschroefd tot 0,5 procent, de Federal Reserve (Fed) in de VS hanteert 0,25 procent en in Japan kunnen de financiële bedrijven nagenoeg gratis lenen.
Volgende week donderdag komt de raad van bestuur van de ECB, het orgaan dat beslist over het monetaire beleid, bijeen voor het maandelijkse renteberaad. De zes directieleden en de chefs van de nationale centrale banken vergaderen ditmaal in Bratislava, de hoofdstad van Slowakije. Tweemaal per jaar zijn ze voor hun reguliere overleg te gast in een van de euronaties.
Er lijkt een reële kans dat ze inderdaad besluiten om de intrest met nog een stap, van waarschijnlijk een kwart procentpunt, te verlagen. Draghi zinspeelde daar tijdens zijn vorige persconferentie, begin deze maand, al op. Hij gebruikte formuleringen die in het verleden, onder zijn voorganger Jean-Claude Trichet, meestal bedoeld waren om de markten voor te bereiden op een aanpassing over vier weken.
De vraag luidt of de beoogde ingreep zoden aan de dijk zal zetten. Dan moeten de banken de verlaging in ieder geval doorgeven aan de bedrijven, zodat die goedkoper uit zijn als ze lenen. Dit laatste vormt voor hen mogelijk een impuls tot extra investeringen. Maar of de banken zo handelen, is hoogst onzeker en de ECB beschikt niet over middelen om ze hiertoe te dwingen.
De betrokken sector verkeert in zwaar weer. In de sfeer van de eurocrisis is de aandacht geleidelijk aan verschoven van de moeilijkheden waarmee overheden kampen naar die van de banken. De reddingsoperatie voor Cyprus hield vooral verband met de wankele situatie bij de financiële concerns daar. In Slovenië, dat mogelijk ook een beroep moet doen op steun uit het noodfonds, gaat het primair eveneens om een bankencrisis.
De recessie zadelt kredietverschaffers op met forse verliezen. Het aantal klanten dat niet meer aan rente- en aflossingsverplichtingen kan voldoen, groeit. Bovendien hebben de banken veel kapitaal nodig om hun balansposities te versterken. Door dit alles zijn ze terughoudend met het verstrekken van leningen. Vooral kleine en middelgrote ondernemingen ondervinden hiervan hinder.
Draghi heeft het al vaker aangemerkt als een belangrijk probleem, maar de ECB weet er niet goed raad mee. Ook een renteverlaging zal niet het wondermiddel zijn om de opleving van de groei tot stand te brengen.