Hans Fidom: Muziek van Jan Zwart verdient respect en erkenning
AMSTERDAM – De muziek van Jan Zwart, zijn zonen en zijn leerlingen verdient respect en serieuze wetenschappelijk aandacht, vindt de Amsterdamse hoogleraar orgelkunde dr. Hans Fidom.
Prof. Fidom gaf zaterdag in het Amsterdamse Orgelpark, tijdens een colloquium over Jan Zwart (1877-1937), een lezing over de muziek van Jan Zwart. Deze entte volgens Fidom de door hem geschreven orgelmuziek op de grote 18e-eeuwse stadsorgels. „Die orgels hadden volgens Zwart veel zeggingskracht.”
Volgens Fidom heeft Zwart zijn muziek bedoeld als voorbeeld. „Hij wilde goede muziek voor de kerkdienst, orgelconcerten die dienden als een vorm van educatie en uitgeschreven bewerkingen die uitnodigden tot improvisatie.” Fidom noemde de muziek van Zwart niet complex, zowel qua vorm als qua inhoud. Wel getuigt deze volgens hem van vakmanschap, zowel van structuur als van harmonie.
De werken zijn ontstaan rond psalmen, gezangen en geestelijke liederen. Min of meer als tegenhanger van wat Zwart noemde ”decadente bewerkingen”. Deze muziek was niet bedoeld voor Concertgebouwpubliek, ook niet voor liefhebbers van eigentijdse muziek en evenmin voor liefhebbers van oude muziek. Volgens Fidom werd Zwarts muziek vooral in eigen kring begrepen. Een relatief gesloten kring.
Vanaf ongeveer 2000 ziet de hoogleraar nieuwe ontwikkelingen ontstaan. „De muzikale smaak binnen de gereformeerde gezindte wordt breder en er ontstaat respect voor de oude meesters. Ook zijn de psalmen binnen de relatief gesloten kring niet langer hoofddoel.”
Fidom ging uitvoerig in op de historische uitvoeringspraktijk in relatie tot de muziek van Jan Zwart en zijn zoon Willem Hendrik (1925-1997). Als voorbeeld diende Psalm 25 van de laatste, voor Fidom binnen de door hem eerder aangeduide cultuur „een compositie met allure en met de functie van een popnummer.”
Hij liet horen hoe de componist zelf deze bewerking overtuigend bracht, waarbij hij zijn orgel in de Kamper Bovenkerk liet juichen. Zijn leerling Wim Magré haalde het er niet bij, terwijl Feike Asma het stuk meer meditatief aanpakte.
Vervolgens liet Fidom horen hoe de zoons Dirk Janszoon en Willem Hendrik en Feike Asma het begin van Psalm 72 van Jan Zwart aanpakten. De manier waarop Willem Hendrik de orgelwind van het Kamper Hinszorgel manipuleerde, geeft volgens hem een wel bijzonder cachet aan de openingsmaten van de bekende bewerking van Psalm 72.
Er wordt dus heel verschillend omgegaan met de muziek van Jan Zwart. Datzelfde doet zich ook voor in de uitvoeringspraktijk van de muziek van Johann Sebastian Bach, liet Fidom horen. Daarvoor diende het begin van de Preludium in c (BWV 546). Naast Van Jacques van Oortmerssen, Gustav Leonhardt, Ton Koopman en Simon Preston, weet Willem Hendrik Zwart er toch wel jus aan te geven, juist door het manipuleren van de orgelwind.
Volgens de hoogleraar orgelkunde is de klassieke muziek van de gereformeerde gezindte een nieuwe fase ingegaan. „Na de intrede van het lichtere en populaire genre in de gereformeerde gezindte wordt de muziek van Jan Zwart, zijn zonen en leerlingen opgevat als een waardevolle historische cultuur. Die muziek verdient respect en een aanzet tot serieuze muziekwetenschappelijke aandacht.”