Cultuur & boeken

Armenzorg in Nederland kende religieuze basis

Zorg voor armen hebben christenen altijd als een fundamentele opdracht van hun Meester verstaan. Naar het paulinische beeld van de gemeente van Christus als één lichaam zijn alle leden geroepen tot wederzijds medeleven. Hiertoe behoort ook de zorg voor de arme broeders en zusters.

dr. O. W. Dubois
19 April 2013 13:07Gewijzigd op 15 November 2020 03:09
Sint-Maarten snijdt een stuk van zijn mantel af om het aan een bedelaar te geven. Schilderij van Joost Cornelisz. Droochsloot, 1623. Illustratie Wikimedia
Sint-Maarten snijdt een stuk van zijn mantel af om het aan een bedelaar te geven. Schilderij van Joost Cornelisz. Droochsloot, 1623. Illustratie Wikimedia

Over de geschiedenis van deze armenzorg is veel geschreven. De dissertatie ”Leden van één lichaam” van Anita Boele, wetenschappelijk medewerker bij het Centraal Planbureau en docent geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen, is echter geen geschiedenis van de armenzorg als zodanig. Zij koos voor een andere invalshoek en onderzocht de ideeën (in hedendaags wetenschappelijk taalgebruik het discours of vertoog) over armenzorg in de Noordelijke Nederlanden voor de periode 1300 tot 1650. Het is een tijdsindeling die zowel de late middeleeuwen als het begin van de vroegmoderne tijd omvat.

Voor haar analyse en reconstructie van het vertoog over armen, armenzorg en liefdadigheid heeft de schrijfster haar aandacht vooral gericht op de steden Den Bosch, Deventer en Haarlem. Deze steden vormen tevens het onderwerp van een drietal casestudies, waarin aan de hand van teksten en activiteiten van drie auteurs wordt ingegaan op de inhoud en strekking van het discours. Voor Den Bosch is dat de priester Willem Molius (ca. 1500-1565), voor Haarlem de rederijker Louris Jansz (ca. 1520-ca. 1589) en voor Deventer de predikant Jacob Revius (1586-1658. Alle drie auteurs waren mannen die betrokken waren bij armenzorg en liefdadigheid in hun woonplaats.

Religieus motief

De idee van zorg voor armen als leden van het lichaam van Christus was diep geworteld in de samenleving en de gedachte van een speciale relatie tussen Christus en de armen was in de late middeleeuwen wijd verspreid. Armenzorg vloeide voort uit religieuze motieven en in de laatmiddeleeuwse samenleving was de zorg voor het eigen zielenheil een belangrijk religieus motief.

Liefdadigheid stond expliciet in het perspectief van het laatste oordeel en het hiernamaals, maar deze zorg om het eigen zielenheil sloot oprecht medelijden en oprechte bewogenheid met de arme hier op aarde niet uit. Voor een denker als Thomas van Aquino –een van de grote figuren van de Europese geestesgeschiedenis– was omzien naar de armen een centraal element van de dagelijkse geloofspraktijk.

Veel belang werd hierbij ook gehecht aan de juiste houding, aan het verband tussen de innerlijke beweegreden van medelijden en het uiterlijk handelen. Protestantse hervormers, het zal niet verbazen, legden daarnaast weer andere accenten. Goede werken waren voor hen geen middel tot zielenheil, maar tekenen van wedergeboorte en rechtvaardiging.

Overheidsbemoeienis

De beoefening van liefdadigheid was van oudsher de plicht van iedere christen en van de kerk. In de loop der tijden begonnen echter ook de stedelijke bestuurders zich verantwoordelijk te voelen voor heel de stedelijke gemeenschap van armen en rijken, en gingen ze armenzorg meer en meer als hun speciale taak te zien. Ook op de stad als geheel werd de metafoor van één lichaam toegepast.

Deze toenemende overheidsbemoeienis hield echter geen wending in van een meer religieuze naar een meer rationele benadering. De religieus geïnspireerde liefdadigheid bleef het grondmotief van de armenzorg. Niet verwonderlijk bij een christelijke overheid.

Geschriften

In de Noordelijke Nederlanden 
–specifieker in de drie beschreven steden– werd armenzorg veel en op velerlei wijze beoefend. Toch werd het noodzakelijk geacht de ingezetenen te blijven wijzen op hun morele en christelijke plichten jegens hun arme stadsgenoten. In de formulering van de schrijfster: „Steeds weer deed zich de noodzaak gevoelen van de instructie van een sociale rol die geïnternaliseerd moest worden.”

In een vloed van geschriften werden de burgers hiertoe opgeroepen. Boele presenteert een breed scala van literaire, historiografische en educatieve teksten, zowel in de volkstaal als het Latijn. Interessant is de beschrijving van het geïdealiseerde beeld van Den Bosch dat Willem Molius (ca. 1500-1565) in zijn historische kroniek geeft. Dat geldt ook voor de weergave van het werk van Lauris Jansz, die zijn spreken over liefdadigheid en armenzorg niet plaatste in een „individueel religieus kader, maar in een breder discours over het welzijn van de stedelijke gemeenschap, het deugdzame leven, de verantwoorde omgang met geld en bezit en de solidariteit met de medemens.”

Hierin toont hij verwantschap met het werk van zijn tijdgenoot Coornhert, aan wie tevens een aantal bladzijden wordt gewijd. Bij Revius zijn weer andere accenten te vinden, bijvoorbeeld het onderscheid tussen ware en valse armen en het advies de bedeling te beperken tot de armen die een deugdzaam leven leiden. Opmerkelijk bij Revius en de zijnen is ook de zorg voor de arme geloofsgenoten in het buitenland.

Toneel

Een ander en misschien nog belangrijker middel tot internalisatie was het toneel van de rederijkers (liefhebbers of beoefenaars van de Nederlandse dicht- en toneelspeelkunst met een vaak moraliserend karakter), dat een prominente plaats in de stedelijke samenleving innam. Dit was zeker het geval in Haarlem, waar in 1606 ten behoeve van de bouw van een nieuw oudemannenhuis een groots opgezet rederijkersfestival werd gehouden. Op verschillende manieren werden de werken van barmhartigheid uit Mattheüs 25 verbeeld, bijvoorbeeld door de stoet van behoeftigen vooraf te laten gaan door drie personages, onder wie Oprechte Liefde en een Bermhertige, vergezeld door Der Liefden Wet. Deze aanschouwelijke voorstelling van naastenliefde heeft ongetwijfeld indruk gemaakt.

Deze studie geeft veel inzicht in de ideeën over de bij uitstek christelijke deugd van de armenzorg. De schrijfster brengt met vele en goedgekozen citaten de lezer in directe aanraking met het verleden, dit zo vaak verre en vreemde land dat slechts door nauwgezet en respectvol onderzoek kan worden ontsloten. Dit proefschrift is een voorbeeld hiervan.


Boekgegevens

”Leden van één lichaam”, Anita Boele; uitg. Verloren, Hilversum, 2013; ISBN 978 90 8704 343 8; 367 blz.; € 35,-.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer