Karthuizer monniken schreven in stilte
Titel:
”Die Dietsche Boeke die ons toebehoren. De Kartuizers van Herne en de productie van Middelnederlandse handschriften in de regio Brussel (1350-1400)”
Auteur: E. Kwakkel
Uitgeverij: Peeters, Leuven, 2002
ISBN 90 429 1186 7
Pagina’s: 382
Prijs: € 47,70; ”Catalogus van de Arnhemse drukken tot 1800, aanwezig in de bibliotheek Arnhem”
Auteur: Hein A. van Spaendonck
Uitgeverij: Verloren, Hilversum, 2002
ISBN 90 6550 724 8
Pagina’s: 412
Prijs: € 30,-. Steeds vaker worden we verrast en verrijkt door studies over middeleeuwse handschriften en over de eerste periode na de uitvinding van de boekdrukkunst. Van de hand van Erik Kwakkel verscheen een boeiende studie over het vertaal- en overschrijfwerk van de Kartuizer monniken in Herne, een dorpje 30 kilometer ten zuidwesten van Brussel.
De Kartuizers van Herne behoren ongetwijfeld tot de beste en bekwaamste overschrijvers van middeleeuwse handschriften in de periode 1350-1400. De Kartuizerorde behoort nog steeds tot de strengste kloosterorden. Het bekendst is het ”zwijggebod”. Er zijn kloosters waar men op zondag na het middageten twee uur mag praten, maar er is ook een klooster waar men alleen op Tweede Kerstdag van 2 tot 4 uur met elkaar mag spreken. Een uitgetreden kloosterling vertelde eens dat hij en zijn medebroeders uitkeken naar Tweede Kerstdag, maar als het zover was, werd er nauwelijks gesproken. Men had elkaar eigenlijk niets te zeggen.
Door de stilte en afzondering waren de Kartuizermonniken uit de veertiende eeuw zeer geschikt voor het vertaal- en schrijfwerk. Men sprak niet met elkaar en men leefde ook gescheiden van elkaar. Ieder werkte in zijn eigen cel. De zwijgzaamheid en afzondering waren overigens niet bevorderlijk voor een goede samenwerking. Toch werd het werk zo verdeeld, dat dit zelden tot problemen leidde.
Anderzijds is het de vraag hoe de Kartuizers hun roeping vervulden met betrekking tot het uitdragen van hun boodschap. Er moet toch getuigenis in de wereld worden gegeven. Een zwijgende monnik kan moeilijk op huisbezoek gaan. De Kartuizers vatten hun werk anders op en zeiden: „Zoveel boeken we schrijven, zoveel getuigenissen van de waarheid zenden wij uit” (blz. 180).
De auteur heeft ook monnikenwerk verricht door de nu nog bekende handschriften aan een paleografisch onderzoek te onderwerpen om vast te stellen door wie ze zijn overgeschreven. Kwakkel brengt een forse correctie aan op bestaande theorieën. Opmerkelijk is dat er in de Middeleeuwen al veel werd geschreven in de volkstaal.
De invloed van de schrijfactiviteiten van de Kartuizers is ook in de noordelijke Nederlanden merkbaar geworden. Geert Grote, de vader van de beweging van de ”Broeders des gemenen levens”, verbleef van 1375 tot 1380 ook in het Kartuizerklooster en heeft daar het belang leren kennen van het gebruik van de volkstaal.
Uit dit boeiende boek zou veel te citeren zijn, maar u kunt het beter zelf lezen. Het boek is voortreffelijk uitgegeven en sluit af met 54 (!) pagina’s illustraties van handschriften afkomstig uit het Kartuizerklooster.
Niet droog
Een andere interessante publicatie, is de Catalogus van de Arnhemse drukken die aanwezig zijn in de Stadsbibliotheek van Arnhem van de hand van Hein van Spaendonck. Dat de Arnhemse bibliotheek zo rijk is, zal weinigen bekend zijn. De collectie is opgebouwd uit onder andere de bibliotheek van de voormalige Hogeschool van Harderwijk en het Hof van Gelre.
De catalogus is geen droge opsomming van boektitels, maar de boeken worden uitvoerig beschreven, met verwijzingen naar naslagwerken en recente literatuur.
De bibliotheek bezit een aantal uiterst zeldzame theologisch werken, waaronder Baudartius, Daniël van Laren, Joh. Becius, Hildersham en anderen. Opmerkelijk is dat wijlen ds. J. van der Haar deze bibliotheek niet geraadpleegd heeft bij de samenstelling van zijn onschatbare Schatkamer! Terwijl hij en zijn uitgever zo dicht bij Arnhem woonden. Anderzijds kent Van Spaendonck ds. Van der Haar ook niet, want zijn naslagwerk komt in de literatuurverwijzingen niet voor.
Soms zijn verwijzingen naar naslagwerken moeilijk te traceren, omdat de samensteller een eigen afkortingensysteem volgt. Ik las een verwijzing naar het werk ”Godgeleerden” en dat blijkt het Biografisch Woordenboek van De Bie en Loosjes te zijn. Waarom niet de gebruikelijke verwijzing gebruikt: BGPGN? Dan weet iedereen direct wat er bedoeld wordt. Ook de opvolger van De Bie en Loosjes, het BLGNP -Biografisch Lexicon voor de Geschiedenis van het Nederlandse Protestantisme- wordt niet vermeld.
Titel: