Veel getuigen
Mattheüs 28:8
„En haastelijk uitgaande van het graf, met vreze en grote blijdschap, liepen zij heen om het Zijn discipelen te boodschappen.”
Wat een krachtig bewijs voor de waarheid van Jezus’ opstanding levert ook het lege graf. Ook al was het verzekerd met steen en zegel en bewaakt door een Romeinse wacht: het was nu leeg.
Wanneer dit niet echt zo was geweest, zouden de verbitterde Farizeeën zeker het lichaam van Jezus aan het volk hebben vertoond. Wat is dan de waarheid van de zaak? Niet anders dan dat Jezus waarlijk is opgestaan! Wij zeggen het tegen alle vijanden van Jezus: „Hij leeft!” en „Wij zijn geen kunstig verdichte fabelen nagevolgd, als wij u bekendgemaakt hebben de kracht en toekomst van onzen Heere Jezus Christus, maar wij zijn aanschouwers geweest van Zijn majesteit” (2 Petrus 1:16).
Nog nader worden wij daarvan overtuigd door de veelvuldige verschijningen van Jezus aan Zijn geliefde vrienden en vriendinnen, door Zijn triomfantelijke Hemelvaart en het doorluchte pinksterfeest. Door Zijn verschijning aan Zijn wenende Maria, die aan de voeten van de opgestane Jezus neerviel en Hem voor haar Goddelijke Meester erkende, aan de twijfelmoedige, droeve, doch later zielsverblijdende Emmaüsgangers, aan Zijn berouwvolle Petrus en aan het gehele gezelschap der apostelen. En nader op de overtuigendste wijze aan een Thomas, die Hem voor zijn Heere en zijn God erkende. Die allen getuigden: „De Heere is waarlijk opgestaan.”
D. A Detmar, predikant te Ede
(”Enige eenvoudige Godvruchtige oefeningen”, 1828)