Opinie

Commentaar: Vloekverbod

Nederlanders mogen sinds dinsdag straffeloos vloeken. Met een duidelijke meerderheid heeft de Tweede Kamer het verbod op smalende godslastering afgeschaft.

17 April 2013 11:44Gewijzigd op 15 November 2020 03:06

Veel moeite heeft het de Kamerleden Schouw (D66) en De Wit (SP) niet gekost om dit obstakel voor de libertijnse vrijheidsdrang op te ruimen. Het verzet tegen afschaffing van het verbod op vloeken was minimaal. Kamerleden die bezwaar maakten werden gesust met het argument dat het Wetboek van Strafrecht nog voldoende handvatten biedt om naar de rechter te stappen als mensen zich in hun godsdienstige overtuiging gekwetst voelen.

De geschiedenis heeft inmiddels geleerd dat dit laatste eigenlijk nooit onomstotelijk is vast te stellen. Processen die christenen voerden tegen spotters en vloekers liepen in het verleden bijna zonder uitzondering gunstig af voor de godslasteraars. Keer op keer kwamen zij met de schrik vrij.

Niet zonder reden spraken voorstanders van afschaffing van het verbod op smalende godslastering over een ”tandeloze tijger”. Waarom zou je het dan niet afschaffen, stelden Schouw en De Wit.

Deze redenering had een schijn van billijkheid. In de praktijk was het wetsartikel inderdaad een zo’n tandeloos dier. Maar ook een tijger zonder tanden boezemt nog ontzag in. Haal hem maar eens uit zijn kooi en laat hem vrij rondlopen door een druk bezochte winkelstraat. Wis en zeker dat het publiek vol ontzag een veilig heenkomen zoekt.

Dat geldt ook voor een slapend wetsartikel. Daarmee geeft de overheid aan dat in principe niet alles kan en mag. Dat is belangrijk.

Maar er is meer. In discussies over dit onderwerp wordt christenen nog weleens verweten dat ze dit artikel willen handhaven omdat ze aanspraak willen maken op een soort voorkeursbehandeling. Dat zou te maken hebben met een koestering van het verleden waarin het christelijk geloof een bijzondere positie had in de maatschappij. Maar het gaat hierbij niet om een krampachtig vasthouden aan het verleden. Weliswaar zijn christenen van mening dat de God Die Zich in de Bijbel aan ons openbaart de enige ware is en er buiten Zijn Zoon geen heil is, maar christenen zijn zich echt wel bewust van de maatschappelijke veranderingen.

Het pijnlijke punt bij de afschaffing van het verbod op smalende godslastering is dat de wetgever in ons land formeel de ruimte geeft om de naam van de levende God te lasteren. Dat is veel ingrijpender dan het beledigen van de mensen die in Hem geloven. De universele wet van de Tien Geboden verbiedt vloeken niet omdat belijders van die Naam worden gekwetst, maar omdat de Drager van de ene Naam Zelf wordt gevloekt. Die ernst peilen Schouw en De Wit niet.

Hoe nu verder? Het verbod op vloeken bestaat niet meer. Naar de rechter stappen als er sprake is van godslastering lijkt weinig zin te hebben. Toch behoeven christenen niet als een geslagen hond in het hok te kruipen. Hun taak is de samenleving duidelijk te maken hoe waardevol en hoe lief die Naam voor hen is. Dat kan vloekers aan het denken zetten en –wellicht– hun toon doen matigen.

Meer over
Commentaar

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer