Opinie

Maak werken aantrekkelijk voor mensen met uitkering

Voor veel Nederlanders met een uitkering loont het niet om te gaan werken. Dat moet veranderen, betoogt prof. dr. Eelke de Jong.

Prof. dr. Eelke de Jong
16 April 2013 21:00Gewijzigd op 15 November 2020 03:06
Foto ANP
Foto ANP

De huidige economische crisis wordt door velen gezien als een gevolg van een doorgeslagen marktwerking. Velen zijn van mening dat we ons te veel aan het Angelsaksische model hebben gespiegeld, dat naar hun mening te veel vertrouwt op de werking van de markt.

Aan de andere kant is men ook realistisch genoeg om te beseffen dat voor de voortbrenging van goederen een zekere marktwerking nodig is. De ervaringen met de centraal geleide economische systemen laten zien dat zonder beloning van het individuele initiatief een economie niet veel oplevert. Kortom, wel marktwerking, maar dan socialer dan het Angelsaksische systeem.

Wie naar een marktsysteem met deze kenmerken zoekt, komt al snel bij onze oosterburen terecht. Zeker na de Tweede Wereldoorlog is in Duitsland door mensen als Walter Eucken en Alfred Müller-Armack nagedacht over de meest wenselijke manier om een economie in te richten. Het Duitse model staat wel bekend als het Rijnlandse model. Müller-Armack introduceerde na de oorlog de term socialemarkteconomie. Deze socialemarkteconomie combineert efficiënte marktwerking met zaken zoals duurzaamheid en sociale betrokkenheid.

Nederland

Vorig jaar heeft de Bertelsmann Stiftung een studie gepubliceerd waarin indicatoren van aspecten van deze socialemarkteconomie worden ontwikkeld. Vervolgens wordt nagegaan in welke mate de economieën van acht landen aan deze indicatoren voldoen. De bestudeerde landen zijn Canada, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Spanje, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.

In totaal zijn elf indicatoren ontwikkeld die in vier groepen zijn onderverdeeld. De vier groepen zijn: in hoeverre er in een land concurrerende en efficiënte markten zijn, of de eigendomsrechten goed en op een efficiënte manier beschermd worden, in hoeverre men rekening houdt met de duurzaamheid van zowel de economische activiteiten als de leefomgeving, en ten slotte in hoeverre het systeem bijdraagt aan wat men noemt ”social inclusion”.

Het laatste aspect betreft allerlei zaken die ervoor zouden moeten zorgen dat iedereen meedoet in het economisch proces. Bijvoorbeeld: is de wetgeving zodanig dat iedereen een arbeidsplaats kan krijgen of worden sommigen zo beschermd dat anderen geen kans meer maken?

Het rapport is in dit opzicht kritischer over Spanje, omdat daar de rechten van zittende werknemers zo goed zijn beschermd dat nieuwkomers, veelal jongeren, geen kans krijgen. Op deze manier ontstaat een tweedeling op de arbeidsmarkt: zij die zo veel rechten hebben dat ze zich geen zorgen hoeven te maken en zij die zo weinig rechten hebben dat ze alleen tijdelijke baantjes kunnen vinden.

Nederland scoort op dit punt goed; plaats twee van de acht. Ook op andere indicatoren zit Nederland vaak in het bovenste deel van de scores. Het rapport is echter zeer kritisch over Nederland als het gaat om de kans op werk voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Het constateert dat stimulansen om te werken feitelijk ontbreken. Als men een uitkering geniet, loont het vaak niet om te gaan werken. Veelal is het aantrekkelijker om werkloos te blijven dan een baan met een laag inkomen te accepteren. Dit moet wel leiden tot een hoog aantal inactieven, aldus het rapport.

Schuld

Ik illustreer hoe regelgeving in Nederland activiteit afstraft. Neem een man van ongeveer 20 jaar. Hij heeft ADHD en daarom een persoonsgebonden budget en een Wajonguitkering. Van de pgb-middelen heeft hij iemand ingehuurd die hem moet begeleiden bij het beheren van zijn financiën. Deze begeleider blijkt zijn werk niet goed te hebben gedaan. Met name heeft hij er niet voor gezorgd dat de premies voor de ziektekostenverzekering worden betaald. Het gevolg is dat er uiteindelijk een grote schuld ontstaat. Als dat blijkt, wordt de begeleider vervangen door een ander. Deze krijgt alles weer op de rails maar de schuld staat er nog. De jonge man wil zo snel mogelijk van de schuld af en gaat wat bijverdienen. Probleem is wel dat hij vanwege de Wajonguitkering maar beperkt mag bijverdienen. Hij houdt de limiet niet goed in de gaten en verdient in de eerste maand zes euro te veel bij.

Met zijn nieuwe begeleider komt hij overeen dit eerlijk aan de uitkeringsinstantie op te biechten. Hoe reageert deze uitkeringsinstantie? Het hele bedrag dat hij verdiend heeft wordt op de uitkering ingehouden. Bovendien krijgt hij een boete, maar omdat hij het eerlijk heeft gemeld, is de uitkeringsinstantie zo goed maar de helft van de oorspronkelijke boete te eisen. Kortom, al het werken heeft de schuld met ruim 30 euro verhoogd in plaats dat deze is gedaald. Bepaald geen stimulans om je zaken op orde te krijgen. En dat in het geval van een jongere die toch al moeite heeft om structuur aan te brengen en zaken te regelen.

Ook andere uitkeringen zoals de bijstandsuitkering bepalen dat er geen cent bijverdiend mag worden. Doet men dat wel, dan wordt de uitkering met een gelijk bedrag gekort en als men niet oppast komt er nog een boete achteraan.

Inactief

Een dergelijke benadering past in het denken in een situatie waarin de uitkering wordt verstrekt omdat men niet in staat is een eigen inkomen te verdienen, maar mocht men daartoe wel in staat zijn dan kan men gemakkelijk met een volledige baan een behoorlijk inkomen verdienen. Deze gedachte ging in de jaren zestig misschien op, maar nu zeker niet. We leven in een tijdperk waarin de vaste en volledige banen schaars zijn.

Het gevolg is dat velen die werken dat op basis van tijdelijke contracten doen of in de vorm van zelfstandige zonder personeel (zzp’er). In dit klimaat valt niet te verwachten dat iemand met een uitkering gemakkelijk een volledige baan krijgt. Veel eerder ligt het voor de hand dat hij of zij tijdelijk, deeltijds of eenmalig de mogelijkheid krijgt te werken. Wellicht dat een dergelijke klus later tot een langdurig werkverband kan leiden.

Het is dan heel belangrijk voor de persoon en ons als maatschappij dat deze het werk kan doen en daar zelf ook iets beter van wordt. Dit geldt zeker voor mensen die een uitkering krijgen omdat ze een handicap hebben. Voor hen is werkervaring cruciaal om een keer uit de uitkering te komen.

Vaak is er geen volledige baan voor hen of is de overgang van niets naar volledig te groot. Belangrijk is dan dat ze gestimuleerd worden om te werken. Vaak is hierbij begeleiding nodig. Het huidige Nederlandse systeem maakt mensen echter zo inactief dat het zelfs buitenlanders opvalt. Tijd voor verandering lijkt mij.

De auteur is hoogleraar internationale economie aan de Radboud Universiteit

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer