De Bijbel daagt uit tot onbaatzuchtig geven
De Bijbel wil ons nog iets anders vertellen dan het zoeken van je eigen welzijn en ‘en passant’ de ander goed te doen, reageert prof. dr. Marcel Poorthuis op prof. dr. Lans Bovenberg (RD 11-4).
Mijn collega aan de Tilburgse universiteit, econoom Lans Bovenberg, spreekt in een opiniebijdrage over „liefde als winstverdubbelaar van Gods genade” (RD 11-4). Ik bewonder het dat hij zo frank en vrij spreekt vanuit het geloof en ben blij dat hij heeft meegedaan aan een belangrijk, door mij geïnitieerd project ”Vrienden met de mammon”, over de relatie tussen economie en theologie.
Dat laat onverlet dat er heel wat te bediscussiëren valt tussen een econoom en een theoloog. Heel zijn artikel is een samengaan van economische termen: win-winsituatie, winst-en-verliesrekening. Dit alles wordt zelfs toegepast op wat Christus heeft gedaan, tot aan de kruisdood toe. De kruisdood was een rationele keuze voor maximale winst, zo vertelt de econoom ons.
Als theoloog schrik ik niet gauw van een vrijmoedige omgang met het geloof, maar dit gaat toch wel ver. Natuurlijk wil God het geluk van de mens en is een angstvallige somberheid of zuinigheid geen garantie voor een Bijbels geloof. Toch wil de Bijbel ons nog iets anders vertellen dan je eigen welzijn te zoeken en dan ‘en passant’ de ander ook goed doen. Niet iedere gave is heimelijk een ruil.
Altruïsme
Maar eerst dit: als ik een ander negeer, kies ik voor mijn eigenbelang. Maar als ik de ander help, doe ik dat volgens de econoom ook omdat ik er zelf beter van word. Dus ik handel altijd mede uit eigenbelang.
Deze theorie is niet te weerleggen en dus niet erg wetenschappelijk, maar meer een ideologie. De ideologie luidt: mensen handelen niet puur uit altruïsme. Toch roept de Bergrede ertoe op om zo te geven dat mijn linkerhand niet weet wat mijn rechterhand doet. Met andere woorden: ik moet juist niet geven met de bijgedachte aan loon.
De barmhartige Samaritaan is juist daarom zo bijzonder omdat hij iemand buiten zijn eigen kring hielp. We weten immers wel dat we in onze vriendenkring attenties en uitnodigingen voor feestjes wel weer terugkrijgen. Geen wonder dat de Bijbel ons uitdaagt om juist voor de mensen buiten mijn eigen kring iets te doen: vreemdelingen, weduwe en wees. Zij zullen het niet terug kunnen doen!
Bovenberg heeft misschien wel een beetje gelijk dat een geschenk vaak verborgen ruil is. Maar de Bijbel roept ons nu juist op tot meer dan het gewone. Is het niet zo dat Gods liefde voor ons door ons in het bestaan te roepen al het eerste geschenk is dat we onmogelijk kunnen terugbetalen? We mogen dus leven vanuit een overvloed aan vreugde. Juist omdat dit een geschenk is en geen ruil kunnen we ook andere mensen laten delen in die vreugde.
Grimmig
Bovenbergs Bijbelse economie vertoont daarentegen enkele grimmige trekken die regelrecht uit de Amerikaanse economie lijken te komen: als je succesvol bent, ben je door God gezegend, en zo niet, dan doe je iets fout. Hier worden mensen niet tot mededogen en solidariteit opgevoed, maar tot een spijkerhard opkomen voor eigenbelang.
Moeten we liefde tussen mensen werkelijk als een wederkerige transactie zien in een balans van kosten en baten? Zijn we niet juist onder de indruk als iemand zijn demente partner liefdevol verzorgt vanuit het besef dat werkelijke tweezijdigheid niet meer mogelijk is, maar zonder een moment aan afweging van kosten en baten te denken? Is dat niet de diepere zin van het „for better and for worse”? Hoe kan zoiets nog worden gevangen in een win-winsituatie?
Sloebers
Laten we nog eenmaal de Bijbel aan het woord laten en wel in de woorden van de Mensenzoon op de troon die het diepste geheim van de geschiedenis onthult. Dat degenen die de armen en hongerigen voorbijliepen, niet wisten dat ze de Mensenzoon in de „minsten der mijnen” hadden ontmoet, dat geloven we wel. Het bijzondere is echter dat de rechtvaardigen die wél de naakten hadden gekleed en de hongerigen hadden gevoed, het óók niet wisten.
Hadden ze het geweten, dan hadden ze gehandeld om loon. Maar ze wisten het niet en toch hielpen ze die arme sloebers, die gevangenen, die buitenlanders. „Wat je de minsten der mijnen hebt gedaan, dat heb je aan Mij gedaan.” Maar ze wisten het niet. Dat is dus ware onbaatzuchtigheid.
De Bijbel, zelfs theologen kunnen het er moeilijk mee hebben. Rechtvaardigen die geen vrome gedachten koesterden en niet uitzagen naar eeuwig loon, maar simpelweg hielpen. Voor economen moet deze handelwijze wel pure dwaasheid lijken. Maar dat is de dwaasheid van het Evangelie.
De auteur is hoogleraar interreligieuze dialoog aan Tilburg University. Voor een uitvoerige discussie over het onderwerp van dit artikel, zie: P. van Geest, M. Poorthuis, T. Wagenaar, A. Warringa (red.), “Vrienden met de mammon. De levensbeschouwelijke dimensie in de economie” (uitg. Parthenon, 2013).