Spanning tussen ambities minister Ploumen en realiteit
Er zit forse spanning tussen de ambities van minister Ploumen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en het voorgestelde economische beleid. Dat stellen Joanne van der Schee, Judith Baart en Henk Jochemsen.
Vorige week verscheen de langverwachte nota die het beleid beschrijft van de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Met de titel ”Wat de wereld verdient” spreekt minister Ploumen hoge ambities uit voor de komende jaren.
De minister formuleert drie ambities: het uitbannen van extreme armoede, duurzame en inclusieve groei overal ter wereld en succes voor Nederlandse bedrijven in het buitenland. Daarbij stelt ze dat er een goede balans nodig is tussen sociale, economische en ecologische ontwikkeling. Prisma ondersteunt deze ambities, maar ziet grote spanningen tussen de ambities en het voorgestelde beleid.
Kijken we naar de eerste ambitie, het uitbannen van extreme armoede, dan zien we dat er veel wordt verwacht van de handel en van de bevordering van investeringen in het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden. Economische bedrijvigheid hoort bij de ontwikkeling naar een samenleving waarin ten minste kan worden voldaan aan de basisbehoeften. Maar we hebben gezien dat veel economische groei in de afgelopen decennia over de hele wereld tot grotere ongelijkheid heeft geleid en dat de allerarmsten er vaak niet van profiteren.
Prismaleden werken vooral met de allerarmsten en weten hoe moeilijk het is hen met economische waardeketens te verbinden. Hoe kan de minister nu wel garanderen dat de allerarmsten meeprofiteren? Daarnaast stelt de minister dat niet alleen economische groei nodig is om armoede uit te roeien, maar dat ook gekeken moet worden naar de sociale en ecologische dimensie van armoede. Zij onderstreept dit door de vier speerpunten van staatssecretaris Knapen te handhaven: water, voedselzekerheid, veiligheid en rechtsorde, en seksuele rechten en gezondheid.
Uit het oogpunt van consistentie van overheidsbeleid en omdat deze speerpunten nodig zijn voor het tegengaan van armoede, steunen we de handhaving van deze speerpunten. Maar de snelle en grote bezuinigingen op onder meer onderwijs en goed bestuur maken het weer moeilijker om goede voorwaarde te creëren voor een ontwikkeling die ook de allerarmsten meeneemt. Hoe moeten Nederlandse bedrijven handel voeren in andere landen als gezondheid van werknemers een probleem is? Hoe wil Ploumen een evenwichtige en rechtvaardige maatschappij gaan opbouwen zonder goed onderwijs?
De nota juicht het werk van maatschappelijke organisaties toe en noemt deze essentieel in het tot stand brengen van een effectief beleid. Ploumen vindt het belangrijk dat non-gouvernementele organisaties (ngo’s) daadwerkelijk non-gouvernementeel zijn en dus minder financieel afhankelijk zijn van de overheid. De ontwikkelingshulporganisaties die aangesloten zijn bij Prisma –en zij niet alleen– zijn dat in elk geval niet, maar kunnen overheidsgeld wel goed besteden. Een bezuiniging van 230 miljoen euro –ruim 50 procent van wat alle Nederlandse ontwikkelingsorganisaties nu gezamenlijk per jaar ontvangen– is erg fors. Temeer als je bedenkt dat ngo’s een sleutelrol vervullen om de ambities van Ploumen te realiseren. Want juist het maatschappelijk middenveld is in staat om verbindingen te leggen tussen de allerarmsten en handel, tussen gezondheid en gezondheidszorgstelsels. En het is een waakhond van het duurzame en inclusieve karakter van het te voeren (economische) beleid.
Een andere spanning vinden wij bij de Nederlandse bijdrage aan het tegengaan van de klimaatverandering. Nederland heeft toegezegd bij te dragen aan de kosten voor de vergroening van de economie en aanpassingen aan klimaatverandering in ontwikkelingslanden. Dit is hard nodig. Ook door de klimaatveranderingen worden de armsten het hardst getroffen. Maar de minister stelt voor om die bijdrage te financieren met geld voor ontwikkelingssamenwerking. Wij dragen met onze onduurzame economie bij aan de klimaatcrisis, het mondiale zuiden draagt vooral de gevolgen en vervolgens compenseren we die met geld dat ze anders voor armoedebestrijding hadden ontvangen. Hoe eerlijk wil je het hebben?
Als laatste merken we op dat godsdienst in het geheel geen rol speelt in deze nota. Dit terwijl religie zich bij uitstek verhoudt tot de speerpunten van het beleid: voedselzekerheid, mensenrechten, respect voor vrouwen en seksualiteit en gezinsvorming. Samenwerken op die thema’s met mensen die wel een godsdienst aanhangen –en dat zijn de meeste mensen op aarde– betekent dat je je tot die mensen ook in hun godsdienstigheid moet verhouden. Prismaleden werken uitsluitend dan wel voornamelijk samen met christelijke organisaties in de ontwikkelingslanden en sluiten dan ook in godsdienstig opzicht aan bij de mensen daar. Daarom houdt die samenwerking ook steun in voor christelijke aanwezigheid in die samenleving.
Ploumen heeft mooie ambities met betrekking tot het werken aan rechtvaardigheid en zorg voor de schepping. Ze zegt ook te willen opkomen voor de allerarmsten. In deze Bijbelse opdracht vindt zij Prisma aan haar kant. Maar we vragen ons ernstig af of het voorgestelde beleid die mooie ambities kan waarmaken. We denken graag met haar mee om dat beleid in de goede zin om te buigen.
De auteurs zijn respectievelijk medewerkers beleidsbeïnvloeding en directeur van Prisma, een vereniging van christelijke organisaties in ontwikkelingssamenwerking en diaconaat wereldwijd.