„De keuze van het BKR om voorbeeldschulden te presenteren bij 7,6 procent rente, vind ik misleidend”, zegt Bussemaker. De gemiddelde rente van de afgelopen 10 jaar was 2,6 procent bij de studiefinanciering, betoogt de minister. Zelf rekent Bussemaker in haar voorbeelden met een rente van 2,5 procent. „Dit is de reële risicovrije rente waar de overheid mee rekent”, schrijft ze.

Volgens Bussemaker gebruikt het BKR meerdere feitelijke onjuistheden. „Zo beweert het BKR dat de overheid jaarlijks miljarden aan studiekredieten verstrekt en het afgelopen jaar zelfs 4 miljard euro, terwijl dit in werkelijkheid veel minder is.” Het gaat volgens de minister om 1,2 miljard euro.

Ook rekent het BKR met het bedrag van 20 miljard euro aan uitstaande studieleningen eind 2012. Dat is volgens Bussemaker onterecht, omdat circa 8 miljard bestaat uit een prestatiebeurs die in het overgrote deel wordt kwijtgescholden. Dat is „nogal een fors verschil”, vindt de minister.

Bussemaker waarschuwde eerder voorzichtig te zijn met het aanwakkeren van leenangst bij studeren. Ze erkent dat de schulden kunnen oplopen, maar stelt tegelijkertijd dat dit niet per definitie problematisch hoeft te zijn. De meeste afgestudeerden gaan namelijk ook meer verdienen.

Het sociaal leenstelsel moet in 2014 de basisbeurs gaan vervangen. Studenten moeten daardoor hun collegegeld gaan lenen en na het afstuderen naar draagkracht terugbetalen.