Berthold Beitz, redder van honderden mensenlevens
Duitse burgers die, met gevaar voor eigen leven, Joodse inwoners redden uit de greep van de nazi’s. Het kwam niet vaak voor. Het bekendste voorbeeld is Oskar Schindler. Minder bekend geworden is Berthold Beitz.
Over de bekendste redder van Joden in de Tweede Wereldoorlog, Oskar Schindler, verscheen zelfs een film. Ook de jurist Hans-Georg Calmeyer werd beroemd vanwege de vrijstellingsbewijzen die hij afgaf aan Nederlandse Joden. Daarmee voorkwam hij hun transport naar vernietigingskampen en redde veel mensenlevens, sommigen denken zelfs 17.000. Maar wie heeft er van Berthold Beitz gehoord? Het lukte deze latere directeur van het staal- en wapenbedrijf Alfred Krupp om in de Tweede Wereldoorlog vele honderden Joden uit handen van de nazi’s te houden. Op dit moment geniet hij een betrekkelijk goede gezondheid; hij hoopt binnenkort 100 jaar te worden.
Berthold Beitz werd op 26 september 1913 geboren in het Oost-Duitse Zemmin in Vorpommeren. Hij kwam uit een gezin met een militaire traditie. Zijn vader Erdmann Beitz was wachtmeester van het Tweede Pommerse Ulanenregiment nr. 9 en speelde trompet in het regimentsorkest. Doordat vader telkens op een andere plek aan het oost- en westfront werd ingezet, kreeg Berthold hem weinig te zien. Zo leefde hij samen met zijn moeder en grootmoeder op het Pommerse laagland, waar ondanks de Eerste Wereldoorlog nog genoeg vlees, aardappelen en kolen voorhanden waren. Toen vader Beitz in november 1918 terugkeerde, kreeg hij een functie als bankemployee. Het gezin verhuisde naar de Hanzestad Demmin aan de Peene, waar Berthold en zijn zus Brunhild de plaatselijke scholen bezochten.
Later trok de familie Beitz naar Greifswald en in die stad bezocht Berthold het Friedrich-Ludwig-Jahngymnasium. Beitz was in zijn jonge jaren een hartstochtelijk sporter. Vooral zeilen en roeien waren zijn passie. Hij wilde medicijnen gaan studeren, maar door de slechte financiële positie van zijn ouders zat een artsencarrière er voor hem niet in. In plaats daarvan vond hij een goede positie bij de Pommerse Bank.
De eerste oorlogsjaren
Vanwege zijn leeftijd hoefde Beitz niet in militaire dienst. Toch werd zijn glansrijke carrière bij de Pommerse Bank met regelmaat onderbroken door verplichte deelname aan de mobilisatie. Hij bleef in militaire invloedssferen: min of meer gedwongen nam hij een baan aan als vertegenwoordiger van Shell voor oliewinning. De olie was een onontbeerlijke grondstof voor de oorlogsindustrie. Zijn vader zal hier zonder meer de hand in hebben gehad.
In het voorjaar van 1940 werd Beitz overgeplaatst naar het nabijgelegen Krosno, waar hij accountant werd bij een dochteronderneming van Shell. Een jaar ervoor had hij zijn vrouw Else leren kennen, die bij dezelfde onderneming secretaresse werd.
Na de Duitse overval op de Sovjet-Unie werd Beitz commercieel directeur van Karpathen-Öl in Boryslaw. Dit concern won in het bezette Sovjetdeel grote hoeveelheden aardolie ten gunste van de Duitse oorlogsindustrie.
Naar schatting maakte de Joodse gemeenschap in Boryslaw vóór de bezetting meer dan 10 procent van de Poolse bevolking uit. In het toenmalige Galicië, het centrum van het Joodse nederzettingengebied van Europa, lag hun aandeel op zelfs 30 procent. De Joden verdienden de kost als handelaars, handarbeiders en arbeiders in de olie-industrie. Zo ook in Boryslaw, waar Beitz speelruimte had bij de aanstelling en inkwartiering van Joden. Van zijn werknemers was ongeveer 20 procent Jood.
Onmisbaar
Tussen 1941 en 1944 redde Beitz vele honderden Joden van de internerings- en vernietigingskampen, als hij maar kon aantonen dat ze onmisbaar waren voor belangrijke sectoren van de oorlogsindustrie. Tot zijn medewerksters hoorde Hilde Berger, die later secretaresse was van Oskar Schindler in het kamp Plasow. Toen Karpathen-Öl een Duitse bedrijfsleiding kreeg, lukte het Beitz om Joden door te laten werken, ondanks andersluidende instructies van de regering. Uiteraard was Beitz toen in een kwetsbare positie en kon het zomaar misgaan.
In maart 1944 werd Beitz van zijn taak ontheven en bij de Duitse Wehrmacht ingedeeld. Veel Joden die onder zijn bescherming stonden, vluchtten daarop naar de omringende bossen. Op deze manier konden ze tot het einde van de oorlog in Galicië overleven.
Zowel in Boryslaw als in het nabijgelegen Drohobyc bevonden zich belangrijke centra voor de olie-industrie. Er werkten Joden als chemisch ingenieurs, laboratoriumassistenten, technici en zakenmensen. Als beschermingsmaatregel werden deze Joden ondergebracht in aparte werkkampen. Ze kregen een badge op met de letter R, waarschijnlijk bedoeld als Rüstungsarbeiter.
Toen Beitz begin juli 1941 zag hoe de SS in Boryslaw Joodse wezen en kinderen uit de ramen gooiden en midden in de nacht in hun pyjama’s blootsvoets naar het treinstation lieten marcheren, raakte hij doordrongen van het satanische van het systeem.
Als invloedrijk zakenman was Beitz verantwoordelijk voor de vitale olie-industrie. Hij had connecties met topfiguren onder de nazi’s en kreeg het recht om groepen Joden te inspecteren die werden samengedreven in het vertrekcentrum voor de reis naar de vernietigingskampen. Hij zorgde er meteen voor dat 250 mannen en vrouwen niet met de goederentrein zouden meegaan. Maar hij deed meer. Hij haalde veel zieke mensen uit de rijen, die hij omschreef als „onontbeerlijk voor de olie-industrie.” En hij liet Joden die in groepjes op de vlucht waren in zijn huis bivakkeren.
De Gestapo liet in 1943 een onderzoek naar Beitz instellen. Op het nippertje wist hij een arrestatie te voorkomen. Na de oorlog kwam hij in Russisch krijgsgevangenschap terecht, maar hij wist na twee jaar te vluchten. Met steun van de Britse bezettingsmacht in Hamburg kreeg hij een aanstelling als verzekeringsinspecteur. Na een baan als algemeen directeur van Iduna Germania Verzekeringen, kwam hij in 1953 als algemeen directeur bij het Kruppconcern terecht.
Er wordt nogal eens beweerd dat Beitz alleen gezonde, sterke Joden voor de dood heeft behoed om de productie van ruwe olie op peil te houden. Deze visie is echter omstreden en werd later niet meegenomen in het protocol dat de Yad Vashemcommissie hanteerde om Beitz als ”rechtvaardige onder de volkeren” te erkennen. Zo werd hij in 1973 op de lijst van de rechtvaardigen opgenomen, gevolgd door zijn vrouw Else in 2006. Wie hun ‘verzetsactiviteiten’ wat beter bekijkt, krijgt een indruk van de enorme risico’s die zij namen. De Vashemonderscheiding was dan ook zeer terecht.
Sociaal engagement
De nu bijna 100-jarige Berthold Beitz was van 1972 tot 1988 lid van het Duitse Nationaal Olympisch Comité en van het Internationaal Olympisch Comité. Ook op politiek gebied heeft Beitz zich ingezet. Zo was hij initiatiefnemer voor internationale uitwisselingen op cultureel en sportief gebied tussen Duitsland en Rusland. Hij schoof regelmatig aan tafel bij bondskanselier Willy Brandt voor het verzoeningsberaad tussen Polen en de Sovjet-Unie.
Beitz bekijkt zichzelf met een praktische en nuchtere blik. „Ik ben een Einzelgänger, ik hoor niet tot een vereniging noch tot een partij”, zei hij onlangs. Het aantal onderscheidingen dat hem ten deel viel is niet te tellen. Beitz woont al jaren in Essen. Maar ook na meer dan zestig jaar is het onvervalste Pommerse accent dat hij spreekt nog duidelijk horen.