Christenzijn in Iran: leven onder een grauwe sluier
De kerkklokken luiden. Vreemd genoeg is er, zo op het eerste gezicht, echter geen kerk te bekennen. Het is vrijdagochtend, vijf voor tien. Voor de kleine christengemeenschap in de Iraanse hoofdstad Teheran is het vandaag zondag.
In een langzaam tempo loopt de tuin rond de grote Sarkis-kathedraal in het oude centrum van Teheran vol. De vrouwen en meisjes lopen -verplicht- met een hoofddoekje: ook christenen in Iran dienen zich te houden aan de islamitische sharia.
In bijna elke grote plaats in Iran bevindt zich wel een kerk. Helaas zijn deze prachtige monumenten vaak moeilijk te vinden. Zelfs op de plattegrond van Teheran -in de voertaal Farsi- zijn ze niet allemaal vermeld. Het gros van de kerken staat verborgen achter hoge muren, zodat ze nagenoeg onzichtbaar zijn vanaf de straat.
De islamitische revolutie, in 1979, maakte een resoluut einde aan het gastvrije en zo tot de verbeelding sprekende oude ’Perzië’. Veel Iraniërs lijken te zijn vergeten dat het christendom de islam ver voor was in hun land; een van de eerste ’heiligen’ was van Perzische afkomst.
Zoals in zo veel hoofdsteden in het Midden-Oosten overheerst in Teheran de verkeerschaos. De stad is bedekt met een deken van smog. Overal rijden witte Paykans, de lokale familieauto’s. Samen met de ontelbare brommertaxi’s zorgen ze jaarlijks voor een uitstoot van meer dan 50 miljoen ton aan giftige gassen, bijna twee keer zo veel als in heel Nederland.
Behalve diverse afbeeldingen met martelaren uit de oorlog met buurland Irak, zijn overal in de stad muurschilderingen met anti-Amerika-propaganda aangebracht. De tekst ”Down with the U.S.A.” prijkt op bijna elke muur.
Het leven in de Islamitische Republiek is totaal anders dan in Europa. De wetgeving is gebaseerd op de islamitische sharia. In de praktijk betekent dit onder andere een totale scheiding van de seksen, ongeacht de religie. Zo zijn meisjes vanaf 12 jaar bij wet verplicht om lichaam en haar volledig te bedekken.
De grote Sarkis-kathedraal werd gebouwd tussen 1964 en 1970. Het grijze gebouw zelf is niet zo bijzonder; het is meer de locatie die indruk maakt. De kathedraal is het belangrijkste -niet-islamitische- religieuze gebouw in de hoofdstad.
Bijna de helft van de naar schatting 1,5 miljoen christenen in Iran is van Armeense afkomst. In Teheran wonen er zo’n 600.000. Naast de Armeens-orthodoxe meerderheid zijn er kleine Iraans-protestantse, rooms-katholieke en orthodoxe gemeenten.
De kerk is afgeladen vol deze hete vrijdagmorgen. Nadat de grote ijzeren buitenhekken en de houten deuren binnen zijn afgesloten, doen alle dames demonstratief het verplichte hoofddoekje af. Aan het einde van de dienst loopt iedereen langzaam weer naar buiten.
Vrijdag in plaats van zondag, en een verplicht hoofddoekje voor de vrouwen, is dat niet te veel gevraagd? „Wij moeten gehoorzamen aan de regels van het land”, zo luidt het standaardantwoord.
Over het feit dat christenen al jaren leven met discriminatie wordt liever gezwegen. Als de kerk zo goed als leeg is, wordt langzaamaan een aantal zaken duidelijk. Het islamitisch recht werkt altijd in het nadeel van christenen. Alleen al negatief spreken over moslims is genoeg om te ’verdwijnen’.
In een klein en vooral somber kantoor naast de kerk geeft de priester over een aantal dingen helderheid. Hij slaakt een diepe zucht. „In elke dienst, in elke kerk in Teheran zit een geheime agent. Alles wordt gecontroleerd.” Onzeker kijkt hij om zich heen. „Op het bekeren van een moslim staat de doodstraf.”
Alleen al door dit te zeggen kan de priester worden gearresteerd, vandaar dat hij zijn naam liever niet terugleest. „Er zijn zo veel Iraanse moslims die hier komen en vragen hebben over een geloof dat vrede en verdraagzaamheid predikt”, fluistert hij.
Zoals veel Iraniërs hoopt ook deze priester dat het einde van de Islamitische Republiek in haar huidige vorm in zicht is. „Dat hebben we in juni en juli wel gezien met de massale studentenprotesten.”
Behalve de vrijdagdienst is er ook een dienst op zondag: „Helaas moeten veel mensen dan werken.” In hoeverre worden de Iraanse christenen beperkt? Een lange stilte valt: „Dat soort vragen kan ik beter niet beantwoorden.” Zenuwachtig vraagt hij voor de derde keer naar de persvergunning.
Teheran is een immens grote stad. Met iets meer dan 15 miljoen inwoners is het een unieke metropool in de regio. Net buiten het centrum, in een oud paleis van de Sjah, is het Iraanse parlement (de Majlis) gevestigd. De prachtige tuin rondom het kolossale witte gebouw is zeker vier voetbalvelden groot.
In een soort tuinhuis -ter grootte van het Paleis op de Dam- bevinden zich de kantoren van de Majlis-leden. Boven de ingang hangt een grote foto van ayatollah Khomeini. Zijn strenge blik roept een angstig gevoel op.
Het christendom is, net als het Jodendom, in Iran een erkende minderheid. Maar met slechts een paar zetels in het parlement is het nagenoeg onmogelijk voor christenen om de belangen van de gemeenschap te behartigen.
Al maanden ligt de regering van de hervormingsgezinde president Khatami zwaar onder vuur. Behalve door problemen in het buitenlandbeleid wordt hij achtervolgd door binnenlandse dilemma’s. In 1997 werd hij nog met een overgrote meerderheid herkozen, maar de beloofde culturele hervormingen blijven voorlopig uit.
Veel Iraanse christenen staan sinds de revolutie officieel geregistreerd als moslim. Dat is de enige manier om een ’normaal’ leven te leiden. Dit jaar werd het wettelijke verschil tussen de beide religies opgeheven. Desondanks leeft de meerderheid van de christenen nog steeds onder een grauwe sluier.