Gasexport moet arm Bolivia helpen
De nieuwe president van Bolovia, Carlos Mesa, staat voor een reeks ingewikkelde opgaven. Hij zal ten eerste het wijdverbreide armoedeprobleem te lijf moeten gaan. Tegelijkertijd moet hij zijn volk zien te winnen voor de omstreden maar economisch noodzakelijke gasexport.
Bolivia is een van de armste landen van Latijns-Amerika. Meer dan 60 procent van de -vooral inheemse- bevolking moet zien rond te komen met 2 dollar per dag. Daarnaast is er een kleine elite die de dienst uitmaakt. De verschillen tussen arm en rijk zijn dus groot, onderstreepte de Wereldbank onlangs in een rapport.
Bolivia beschikt wel over een belangrijke inkomstenbron. Het heeft gigantische gasreserves. Volgens het Internationaal Monetair Fonds kan de gasexport tussen nu en vijf jaar zorgen voor een extra economische groei van 1 procent. Toch bracht het voornemen van Mesa’s voorganger Gonzalo Sanchez de Lozada om gas te exporteren een ware volkswoede teweeg. Onder druk van aanhoudende en bloedige protesten moest hij eind vorige week het veld ruimen en nam hij de wijk naar Miami.
Bij de recente protesten was in meerdere opzichten sprake van oud zeer. De bevolking is bang dat ze niet zal profiteren van de gasinkomsten. Ze vreest dat het geld in de zakken verdwijnt van de kleine elite. Daarbij komt dat er in het recente verleden nog nooit een regering is geweest die het probleem van de scheve inkomensverdeling serieus ter hand nam. Het winnen van gas is bepaald niet arbeidsintensief en bovendien gaat de regering er niet mee om als nationaal bezit. Slechts een kleine groep verdient er geld aan, en dat steekt.
Dat de bevolking zo massaal in opstand is gekomen tegen de voorgenomen gasexport, is ook terug te voeren op de recente geschiedenis van Bolivia, dat in de jaren vijftig, nog vóór Cuba, een socialistische revolutie kende. Tot 1987 genereerde het land een groot deel van zijn inkomsten uit de export van tin. De arbeiders in de tinmijnen waren goed georganiseerd, maar toen de tinmarkt instortte, zocht een aantal van hen zijn heil in de cocateelt. In die sector weten ze ook goed op te komen voor hun belangen. Er is zelfs een vakbond. De problemen van nu hebben dus niet alleen met armoede te maken, maar hebben ook een ideologische achtergrond.
Bolivia vaart sinds 1985 een neoliberale koers, maar tot een hoger gemiddeld inkomen heeft dat niet geleid. De regeringen zorgden er wel voor dat nieuwe landbouwmethoden van de grond kwamen, waarbij bossen werden gekapt om plaats te maken voor veeteelt. Het betrof hier vaak grootschalige projecten waar overigens maar een kleine groep de vruchten van plukte.
De traditionele kleinschalige landbouw is nooit tot ontwikkeling gekomen. Het is overigens de vraag of de prioriteit daar wel moet komen te liggen. De infrastructuur in de hoog gelegen gebieden is niet best, de grond is vaak onvruchtbaar en ook irrigatiesystemen stellen niet veel voor.
De verdreven president Sanchez de Lozada wordt in Bolivia beschouwd als exponent van de Boliviaanse elite. Hij komt uit een rijke familie, is opgeleid in de VS en spreekt Spaans met een Engels accent. Zijn opvolger Mesa staat nu voor de moeilijke opgave eindelijk iets te doen aan het probleem van de scheve inkomensverdeling. Dat zal niet meevallen. Felipe Quispe, een leider van de indianenbevolking, heeft al gewaarschuwd dat de vlam opnieuw in de pan kan slaan als Mesa de arme boerenbevolking niet aan een beter bestaan helpt.