Het complex had een oppervlakte van circa honderd vierkante meter. De persvloer was omgeven door zes ruimten die dienden om de druiven te laten gisten nadat de pluk.

Na het persen kwam het sap in een vat terecht, waar afval en vuil naar beneden konden zakken. Vervolgens werd de wijn afgevoerd naar vaten voor de opslag.

De eigenaar produceerde ook azijn en wijn van een lage kwaliteit, die in de rabbijnse geschriften „wijn van de armoedzaaiers” werd genoemd.

De eigenaar van de gevonden wijnpers was waarschijnlijk een christen. De archeologen vonden bij de pers namelijk een keramische lantaarn in de vorm van een kerk. Door een ovale opening kon er een olielamp in worden gezet.

In de zijkanten van de lantaarn bevinden zich vijf kruisen. De kruisen werden op de muren en het plafond van het vertrekgeprojecteerd als de olielamp brandde.

Sa’ar Ganor, de archeoloog van het district Askelon van de Israëlische Oudheidkundige Dienst, zei dat de wijnpers van Hamei Yoav en de andere wijnpersen zich aan de oude route bevonden tussen Beth Guvrin en de oude haven van Askelon. De wijn werd via Askelon naar Europa en Noord-Afrika geëxporteerd.

Ganor zegt dat dergelijke lantaarns ook in Egypte en Syrië zijn gevonden. Ook hebben archeologen eerder een lantaarn bij Askelon aangetroffen, maar die had de vorm van een huis. De lantaarn bij Hamei Yoav is uniek in zijn vormgeving, en dat deed de archeologen vermoeden dat het om een miniatuurkerk ging.