In kleinschalige woonvorm staat wens demente bewoner centraal
Bewoners kunnen hun gang gaan en worden daarbij geholpen. Dat is volgens Gerke de Boer de essentie van het kleinschalig wonen voor mensen met dementie. „Het valt voor verzorgenden niet altijd mee dit praktisch in te vullen.”
Tussen hun oren zit het meestal wel goed, maar er als zich problemen voordoen, grijpen verzorgenden vaak terug op de aanpak die ze in een traditioneel verpleeghuis leerden, zegt Gerke de Boer. „In zo’n instelling staat de gezondheid van de bewoner centraal en wordt hij als patiënt gezien. Dat moet anders. Het personeel dient zich als hulpverlener op te stellen.”
De verpleegkundige was de afgelopen jaren betrokken bij de start van honderd kleinschalige woonvormen voor mensen met dementie. Hij schreef boeken, ontwikkelde het e-learningprogramma ”U woont nu hier” en verzorgt trainingen in de gezondheidssector.
De Boer schat dat ongeveer een kwart van de verpleeghuisbedden in een kleinschalige woonvoorziening staat. Daar wonen meestal zes tot tien bewoners op een woongroep. Morgen spreekt hij in De Reehorst in Ede op een congres over ”Kleinschalig zorgen voor ouderen”. In zijn lezing ”De macht der gewoonte” legt hij congresgangers de vraag voor hoe kwetsbare mensen hun vertrouwde leven kunnen voortzetten. Hoe handelen verzorgenden als ze zo’n leven ongezond, ongepast of zelfs ongewenst vinden?
In zijn woning in de Friese plaats De Wilgen licht De Boer toe wat hem voor ogen staat. „Het gaat niet in de eerste plaats om de invoering van allerlei nieuwigheden zoals kleinschalig wonen en belevingsgerichte zorg, maar om het afschaffen van vertrouwde werkwijzen. Het medisch model moet ingeruild worden voor een woonmodel, natuurlijk met behoud van de benodigde medische zorg.”
Wat kenmerkt een goede kleinschalige woonvorm voor mensen met dementie?
„Je bent er niet door zes of acht mensen in een voorziening onder te brengen of bewoners in een verpleeghuis in een kleinere setting te verzorgen en vervolgens op de oude voet door te gaan. In een kleinschalige woonvorm bekijk je eerst wat voor persoon je voor je hebt en pas daarna komt aan de orde wat iemand mankeert. Wonen staat op de eerste plaats, terwijl verpleging en behandeling een toegevoegde waarde hebben. Verzorgenden krijgen een grotere rol, terwijl artsen, diëtisten, fysiotherapeuten, geestelijk verzorgers en psychologen minder bevoegdheden krijgen. In een kleinschalige woonvorm stuurt de arts de verzorgende niet meer aan, maar laat laatstgenoemde pas een dokter komen als dit nodig is. Wanneer zo’n verandering van patronen achterwege blijft, mislukt het kleinschalig wonen en heb je in feite een verpleeghuis in het klein.”
Waar schort het vooral aan in een traditioneel verpleeghuis?
„Het is een gezondheidszorginstelling. Verzorgenden en artsen definiëren welbevinden in termen van gezondheid. Wanneer je verplegen beschouwt als het voorkomen van gezondheidsproblemen, dan is een bewoner die zijn leven lang veertig sigaretten per dag heeft gerookt niet veilig. Je gaat proberen hem te laten minderen.
Artsen, psychologen, fysiotherapeuten en verzorgenden stellen in een traditioneel verpleeghuis met elkaar vast wat goed voor iemand is en vragen de cliënt het behandelplan te ondertekenen. Ik moet mij echter als hulpverlener opstellen en niet proberen een bewoner te laten leven volgens mijn maatstaven. De vraag is dus niet of iemand minder wil gaan roken, maar: „Waar moet ik uw zware shag halen?”
Datzelfde geldt voor het wonen. Bewoners horen samen met verzorgenden uit te maken hoe het wonen wordt ingevuld. Bewoners zijn in een kleinschalige woonvoorziening zelf verantwoordelijk voor de boodschappen en het uitlaten van de huisdieren, want het is hún woning. En omdat zoiets door die akelige dementie niet meer lukt, helpen wij hen erbij.
In een traditioneel verpleeghuis gelden het verplegen en behandelen als vaste waarden. Het personeel probeert welzijn toe te voegen door een uurtje activiteitenbegeleiding en een middagje bingo te organiseren en het met Kerst gezellig te maken. In een kleinschalige woonvorm moet het vanzelfsprekend zijn dat een liefhebber van wielrennen de Ronde van Vlaanderen kijkt. Het tijdig laten innemen van medicijnen en voor een goede stoelgang zorgen is van toegevoegde waarde.”
Waar hebben mensen met dementie behoefte aan?
„Ze hebben vooral behoefte aan troost, gezelligheid en voorspelbaarheid, en niet aan verpleging en behandeling. Die troost vinden bewoners voor een belangrijk deel in hun eigen gewoonten. Bij het ouder worden hechten mensen steeds sterker aan patronen. De een gaat ’s morgens eerst naar het toilet, vervolgens onder de douche en wil dan ontbijten. Een ander wil voor het douchen eerst zijn tanden poetsen, gaat eten en vervolgens een krant lezen. We moeten dergelijke ritmes zo veel mogelijk respecteren.
In een traditioneel verpleeghuis is het uitgangspunt dat bewoners doen wat ze zelf kunnen. In een kleinschalige woonvorm moet het adagium zijn: wat mensen gewend zijn, kunnen ze hier doen. Verzorgenden vinden bijvoorbeeld dat mevrouw Jansen moet afwassen voor de broodnodige beweging. Deze vrouw geeft aan dit niet te kunnen. Haar kinderen vertellen dat hun moeder er gewoon geen zin in heeft. De juiste conclusie is: Blijft u maar lekker zitten. En een verzorgende denkt daarbij: Dat deed u thuis ook altijd.
Afvallen en bewegen zijn belangrijke items in een verpleeghuis. Maar in een kleinschalige woonvorm vraag je iemand of hij nog een extra plakje cake lust. Je hebt er geen last van diëtisten die alarm slaan en met de beste bedoelingen adviseren om de bewoner in het vervolg een appeltje bij de koffie aan te bieden. Bij mij thuis komt toch ook niet wekelijks een diëtist over de vloer? Ik zou geen beste beurt maken.”
Hoe komen we erachter wat mensen met dementie graag willen?
„Als iemand dit niet meer kan aangeven, moeten we zijn leven reconstrueren. Ga zijn geschiedenis na en praat met zijn familie, zodat duidelijk wordt wat een cliënt wil. Zo achterhaalden verzorgenden dat een man die dementie in een vergevorderd stadium had gek van voetbal was en vroeger een abonnement op Voetbal International had. Ze abonneerden zich op dit blad. Als het binnenkwam, ging iemand bij het bed van de man zitten, haalde Voelbal International uit het plastic en legde het op de deken. Of iemand al dan niet enthousiast reageert, is geen criterium. Het telt dat we een cliënt laten merken dat we hem kennen. Op deze manier tonen we respect voor het leven dat hij heeft geleid. Dit verzacht het lijden door dementie meer dan welke medische behandeling ook.
Het luistert nauw. Ik ben een Fries en voetbalfanaat. Verzorgenden zouden later kunnen denken dat ik vroeger een seizoenskaart van voetbalclub Heerenveen heb gehad, maar dat is niet zo. Ik ben een fan van Groningen. Probeer dus te achterhalen wat iemand raakte.”
Kleven er nadelen aan een kleinschalige woonvorm?
„Het is duurder, omdat er meer nachtdiensten nodig zijn dan in een verpleeghuis. Kleinschaligheid is verder geen wondermiddel. Verzorgenden stuiten op evenveel problemen als in een verpleeghuis. In een kleinschalige woonvoorziening zorgen ze in hun eentje voor zes bewoners. De omgang met mensen met dementie is uitputtend, vanwege de chaos, angst, wanhoop en het verdriet bij bewoners. Tegelijkertijd is het een uitdaging om alles goed te laten lopen, waar veel verzorgenden in slagen.”
Verzorgenden klagen nogal eens over de hoge werkdruk in verpleeghuizen. Ze kunnen bewoners in hun optiek onvoldoende bieden. Geldt dit ook voor kleinschalige voorzieningen?
„Verzorgenden worden betaald om zes dingen te doen, maar denken acht taken te moeten volbrengen. Omdat ze bewoners tien dingen gunnen, hebben ze voortdurend het idee tekort te schieten. In mijn optiek moeten ze gewoon die zes dingen, de basiszorg die in een zorgzwaartepakket staat omschreven, volbrengen. Met zorgvuldig uitgevoerde basiszorg maak je bewoners blij. Samen boodschappen doen, koken en afwassen maakt dit vak vervolgens zo fantastisch.”
Dit is het vierde deel in een serie rond dementie. Donderdag het slot.