Oproep aan beheerders: geef kerk publieke functie
NIEUWEGEIN – Dat koning Willem-Alexander wordt ingehuldigd in een kerkgebouw, symboliseert de manier waarop bedehuizen in Nederland door de eeuwen heen een publieke taak hadden. Kerkbesturen moeten vandaag „in het geloof” uitzien naar het behoud van kerken. Daarbij kan de religieuze functie van bedehuizen verbonden worden met de publieke functie.
Hoe maak je de vloer van een kerk bestand tegen optrekkend vocht? Waaraan moet een goede geluidsinstallatie voldoen? Wat is het belang van een goede lichtarchitectuur in een bedehuis? Maar ook: hoe zorg je ervoor dat het schilderen van het kerkgebouw met behulp van tientallen vrijwilligers, een succesverhaal wordt?
De tientallen standhouders tijdens het jaarlijkse congres zaterdag van de Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer in de Protestantse Kerk (VKB), beantwoorden dit soort vragen tijdens de pauzes van deze bijeenkomst. In de grote hal van een congrescentrum in Nieuwegein worden, tussen de belegde broodjes en smoothies, zaken gedaan. Dat het in stand houden van een kerk niet alleen een geestelijke, maar ook een stoffelijke kant heeft, is zonneklaar.
Toch is het juist die geestelijke kant die de basis vormt voor het bezig zijn met hout en steen, zegt voorzitter mr. Peter de Lange van de VKB tijdens zijn jaarrede. Vanuit de kerk klinkt al eeuwen de roep naar de wereld: „Kom en doe als wij”, aldus De Lange. Hij noemt de kerk niet alleen een plaats van samenkomst, maar ook een locatie om „eendrachtig als gemeente thuis te komen voor het aangezicht des Heeren en van elkaar. De gemeente woont in de kerk en werkt daarbuiten. De plaats van de kerk in het midden van de gemeenschap is daarmee de zichtbare, in steen gegoten verbondenheid van de gemeente met God en met elkaar. De wijze waarop dat huis wordt gebruikt en men zich er thuis voelt zegt veel, zo niet alles over de identiteit van haar leden. Daar wordt ontmoet. De deur staat letterlijk en figuurlijk altijd open. Voor iedereen.”
De Lange roept kerkrentmeesters op ervoor te waken het belang te onderschatten van een „zichtbaar en tastbaar kerkgebouw. Het is de voorhof van de hemelse tempel van God.” Met een kritische ondertoon: „Relatief recent werden resterende functies, zoals de kerk als ruimte voor bijeenkomsten, nog door de geloofsgemeenschap zelf verplaatst naar de kerkelijke centra die overal verrezen. Daardoor wordt tegenwoordig het kerkgebouw naast voor de wekelijkse eredienst, nog nauwelijks gebruikt.”
Vandaag wordt een pendelbeweging de andere kant op gemaakt, constateert de VKB-voorzitter. „We zien een zoeken naar nieuwe multifunctionaliteit. Voor kerkgebouwen die op afstand van de geloofsgemeenschap zijn gekomen, maar ook voor de kerkgebouwen binnen de geloofsgemeenschap.” Op hoe daarmee om te gaan, moeten gemeenten zelf een visie ontwikkelen. De Lange: „Enerzijds wordt het zoeken ingegeven door de financiën, anderzijds ook door het verlangen om weer een open relatie te krijgen met de burgerlijke gemeenschap. De geloofsgemeenschap is ten onrechte te zeer geïsoleerd geraakt als afzonderlijke groep.”
De VKB-voorzitter pleit voor een kerkgebouw als rustpunt in de drukte van de samenleving. „In alle gevallen is wel uitermate van belang dat wij als gemeente thuis in de weer blijven met onze kernboodschap en onze kerntaken. Als wij onze kerken zelf gaan ervaren en beleven als van Godswege geschonken gaven en talenten in plaats van als enorm lastig en problematisch ontstaat er mogelijk ruimte voor een verfrissend waaien van de Geest.
Prof. dr. Herman Pleij, emeritus hoogleraar historische Nederlandse letterkunde, vraagt aandacht voor de publieke rol van kerkgebouwen. Niet alleen verwijst hij naar de aanstaande inhuldiging van koning Willem-Alexander in de –inmiddels niet meer voor de eredienst gebruikte- Nieuwe Kerk in Amsterdam, ook herinnert hij op multifunctioneel gebruik van kerken in de historie. „In de Middeleeuwen wordt er in de kerk gewandeld, gehoepeld en gehandeld. Het is een ontmoetingsruimte. Soms ging dat ver. In de Oude Kerk van Amsterdam hield de koster in de 15e eeuw mesthopen. Tijdens een visitatie werd niet dat gezien als bezwaarlijk, maar richtte de kritiek zich op de varkens van de koster. Die groeven voortdurend lijken op.”
Volgens dr. Pleij zijn kerkgebouwen door hun diverse gebruik eeuwenlang het centrum geweest van „nederzettingen”, juist in een tijd waarin kerk en staat verweven waren. „Daardoor vertellen ze een verhaal dat houvast geeft. De behoefte aan zulke concrete houvasten wordt groter.” Die vlieger gaat volgens hem ook op voor wederopbouwkerken uit de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw. Dergelijke „betonnen dozen” worden tot zijn spijt volop gesloopt.
De emeritus besloot zijn betoog met een pleidooi voor ruimdenkendheid bij de exploitatie van kerkgebouwen. Er is volgens dr. Pleij volop behoefte aan ontmoetingsruimten, aan plaatsen van zingeving, cultuur en verdieping. Hij nam het nieuwe kantoor van NRC Handelsblad op het Rokin in Amsterdam als voorbeeld. „Beneden is een Grand Café en een theaterzaal. Het krantenkantoor is een trefpunt geworden voor cultuur, het is een gemeenschapsruimte.” Volgens dr. Pleij moet de kerk op soortgelijke wijze proberen „een sociaal-, cultureel- en religieus trefpunt te worden. Het motto daarbij is in tegenstelling tot het ”ik zal handhaven” onder het rijkswapen: ”moet kunnen”. Niets is onmogelijk, alles kan.”
Ds. P. L. de Jong, hervormd emeritus predikant in Rotterdam-Delfshaven en Wijk bij Duurstede, roept kerkrentmeesters op om niet te somberen over kerkverlating en exploitatietekorten. „De knop in onze gedachten moet om”, aldus de predikant. In tegenstelling tot evangelische bewegingen, die weinig waarde hechten aan kerkgebouwen, moeten Nederlandse protestanten beseffen dat christenen mét hun kerkgebouwen er zijn voor de hele gemeenschap, vindt ds. De Jong.
Cijfers over dalende ledentallen noemt hij eenzijdig. In Delfshaven zag hij de effecten van het wegtrekken van autochtone bevolking en de secularisatie enerzijds, maar de komst van christenen uit het buitenland anderzijds. „De rooms-katholieke bisschop van Rotterdam heeft tegenwoordig vooral Kaapverdianen onder zijn gehoor.”
De predikant vindt dat kerken zich moeten richten op jongeren, die veel meer dan vijftigplussers openstaan voor het bespreken van levensvragen. In Delfshaven maakte de hervormde gemeente vanaf 1991 een doorstart, waarbij het gebouw in beheer kwam bij een stichting en nieuwe initiatieven werden ontplooid. „Er kwamen jonge, hoogopgeleide mensen. Waarom? Het kerk-zijn is missionair op zich. Op zondagmorgen zitten er zo’n 400 mensen, zo’n 70 procent dertigers. Hoe kan het dat juist déze mensen in de kerk komen, terwijl andere generatiegenoten hun bed niet meer uitkomen? Is dat nagloeien van geestelijk leven? Is het een wonder? Als dat je reactie is, heb je het gelijk geparkeerd. Nee, het gaat om visie, ook op de instandhouding van gebouwen. Schrijf dus als kerkrentmeester niet: volgend jaar gaat die of die kerk dicht. Nee, heb een beetje geloof. En kom eens kijken bij groeiende stadsgemeenten, zoals in Delfshaven, in de Noorderkerk of de Jeruzalemkerk in Amsterdam. Misschien kunnen er in 20 jaar wel 1200 kerken opengaan, in plaats van sluiten.”