Christelijk geloof biedt troost in lijden
Hoe kan een goede en almachtige God het kwaad toestaan?
In mijn vorige bijdrage heb ik het gehad over het morele kwaad, het kwaad dat mensen elkaar aandoen. Daarmee is niet alles gezegd. Naast het morele kwaad is er het natuurlijke kwaad, onheil dat niet direct door mensen wordt veroorzaakt. Denk bijvoorbeeld aan natuurrampen. Daarbij komen niet alleen brute misdadigers om, maar ook onschuldige kinderen. Overstromingen, aardbevingen, orkanen en tsunami’s hebben honderdduizenden schepselen in het verderf meegesleurd.
Voor een deel is het natuurlijke kwaad te herleiden tot het morele kwaad. Bij de zware aardbeving in Haïti in 2010 vielen honderdduizenden doden. Dat zouden er veel minder geweest zijn als de overheid in Haïti niet zo nalatig was geweest in het toezien op de aardbevingsbestendigheid van huizen. Op eenzelfde manier zou het vreselijke lijden van kleine kinderen aan kanker wel eens te maken kunnen hebben met luchtvervuiling, onze levensstijl en de ingrediënten die in ons voedsel worden gedaan. Voor het meeste kwaad in de wereld is de mens dus verantwoordelijk.
Er blijft echter kwaad in deze geschiedenis dat niet op de mens is terug te voeren, maar dat te maken heeft met de structuren van deze schepping. Aardbevingen zijn een gevolg van het schuiven van tektonische platen in de aardkorst. De zegen van de zwaartekracht kan zich ook tegen ons keren als we op een steiger een misstap maken. In het natuurlijke kringloopsysteem kan het niet anders of bepaalde soorten dieren eten andere op. In plaats van intelligent design is er wel gesproken over ”stupid design”.
Zo dringt de vraag zich op of het geloof in de almachtige en goede God wel samen kan gaan met de ervaring van zinloos lijden in deze geschiedenis. Als Jezus tijdens Zijn omwandeling op aarde mensen beter maakte, waarom blijft het bij de natuurrampen dan zo angstig stil? Alle mensen hebben wel problemen in hun leven, maar waarom lijden sommige mensen zo veel meer dan anderen?
Kushner
Een bekend antwoord op het onverklaarbare lijden komt van de Joodse rabbijn Harold Kushner. Hij kreeg te horen dat zijn zoontje Aäron van drie voor zijn vijftiende levensjaar zou sterven aan een weinig voorkomende, ongeneeslijke ziekte, progeria. Terwijl het tot zijn ambt behoorde om mensen in hun verdriet te troosten, kwam nu de bittere vraag met immense kracht op hemzelf af: waarom worden onschuldige mensen door het kwaad getroffen? Hij heeft de worsteling met deze vraag vertolkt in het beroemd geworden boek ”Als ’t kwaad goede mensen treft”. Oog in het oog met het lijden kun je niet blijven zeggen dat God almachtig is, vindt Kushner. Hij heeft daarentegen troost gevonden in de overtuiging dat God in Zijn goedheid en rechtvaardigheid meelijdt met de lijdenden.
Deze benadering wil enerzijds de goedheid van God als een krachtige troost laten staan, en anderzijds het probleem van het lijden niet met goedkope antwoorden oplossen. Deze notie dienen we ter harte te nemen. Al te vaak hebben christenen goedkope antwoorden op het lijden gegeven. Alsof ze God in hun binnenzak hadden en Hem precies konden begrijpen. Daar komt bij dat er over het kwaad vaak in abstracte en algemene termen werd gesproken. Voor mensen van vlees en bloed zijn zulke ‘antwoorden’ helemaal geen antwoorden. In concrete nood kunnen we het niet doen met een abstracte redenering, maar hebben we troost voor het hart nodig.
In dit verband moet er gezegd worden dat wij God niet begrijpen. God is van een andere orde dan wij en Hij zou geen God zijn als alles van Hem voor ons begrijpelijk zou zijn. In de Schrift zien we daarom nogal eens dat gelovigen hun vragen tot God richten en hun klachten bij Hem uiten (Job 19:6-8; Psalm 10, 12, 13, 28, 30, 56, 69, 88; Jeremia 15:10-21, 17:14-18, 20:7-18). Blijkbaar is dat ook een manier waarop het geloof in God wordt beoefend. Zolang we klagen tot God, klagen we niet over God. Onze klachten tot God geven aan dat we niet los zijn van Hem, ook al denken we soms van wel.
Tegelijk mogen we zeggen dat de Schrift ons tal van voorbeelden aanreikt waarbij Gods kinderen vertrouwen in Gods goedheid uitspreken, ook als zij te midden van het lijden zijn. Psalm 3 is een aangrijpend voorbeeld. Terwijl David wordt achtervolgd, spreekt hij zijn vertrouwen in God uit. Hij kan rustig slapen, omdat hij zich bewust is dat God wakker is over hem. Ook in Psalm 4 zie je iets dergelijks. Davids vrienden kunnen hem niet meer helpen. Maar door het geloof blikt David buiten de benauwde situatie en kan hij zeggen dat hij meer vreugde heeft dan degenen die zich meester maken van zijn koren en wijn.
We krijgen niet altijd antwoord op onze vragen, maar dan is er in het geloof wel de ervaring dat God Zelf het antwoord is op onze vragen. Er is het geheimenis dat we genoeg hebben aan God, ook als ons lichaam en ons hart bezwijken (Psalm 73:25, 26).
Gods megafoon
Hier biedt het christelijk geloof troost die het ongeloof niet kan bieden als de teleurstellingen in het persoonlijk leven zich opstapelen. Terwijl het evolutionisme uitgaat van meedogenloze grondbeginselen in de kosmos en slechts kan hopen op een evolutionaire voortgang in de geschiedenis, mag de christen getuigen van God als troost voor het hart. Bovendien mag de christen weten dat het lijden nu niet opweegt tegen de heerlijkheid van de herschepping die komt (Rom. 8).
De Britse apologeet C. S. Lewis gaat nog een stap verder als hij het lijden Gods megafoon noemt. Het lijden laat zien dat niet alles goed is en dat we niet gelukkig kunnen zijn zonder God. In het lijden worden we gelouterd, leren we onszelf te verloochenen en ontdekken we welk geluk God voor ons is. De vraag is niet waarom christenen lijden, maar waarom ze niet lijden.
Nadere bezinning op het geloofsvertrouwen in God stelt ons ook in staat om kritisch te reflecteren op het concept van Kushner. Als God niet alle macht heeft, kunnen we dan eigenlijk wel helemaal op Hem vertrouwen? De troost voor gelovigen is juist dat God alle macht heeft. Vanuit de grondlijnen van het Woord van God laat God Zich kennen als Schepper Die niet machteloos hoeft toe te kijken, maar Die in staat is om deze schepping daadwerkelijk van al het kwaad te verlossen en te herscheppen.
Dr. W. van Vlastuin, docent dogmatiek en apologetiek aan het Hersteld Hervormd Seminarie in Amsterdam. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl
Verder lezen over dit onderwerp:
Brink, G. van den, Het probleem van het kwaad. Gedachten over God en het lijden. Apeldoorn: Willem de Zwijgerstichting, 1997.
Carson, D.A., How Long, O Lord? Reflections on Suffering and Evil. Grand Rapids: Baker, 1990.
Kushner, H.S., Als ’t kwaad goede mensen treft. Baarn: Ten Have, 19849.
Markus, A., ‘God en het lijden: over de vraag waarom God het kwaad in deze wereld niet voorkomt.’ In Verantwoorde hoop. Apologetische thema’s, red. J. Hoek, 114-139. Heerenveen: Groen, 2011.
Veluw, A.H. van, Waar komt het kwaad vandaan? Over God, schepping, evolutie en de oorsprong van het kwaad. Heerenveen: Groen, 2010.
Wright, C.J.H., De God die ik niet begrijp. Over lastige geloofskwesties. Barneveld: De Vuurbaak, 2010.