Dat blijkt uit een evaluatiestudie van het Centraal Planbureau (CPB), dat leerlingen van twee wijkscholen (204) vergeleek met leerlingen in een ander re-integratietraject (179). Dat wijkschoolleerlingen eerder het criminele pad opgaan, „wordt veroorzaakt door een toename van criminele activiteit onder de groep jongeren die al verdacht werd van een misdrijf voor de start van het programma”, schrijven de onderzoekers.

De uitkomsten zijn opvallend omdat het CPB eerder nog constateerde dat jongeren die naar de wijkschool gaan, een aanzienlijk grotere kans hebben (24 procent) om naar het onderwijs terug te keren of om een baan te vinden. „Dat klopt”, zegt één van de onderzoekers, „omdat in het eerste onderzoek nog niet zo veel leerlingen waren uitgestroomd. Toen we later die groep onderzochten, bleek dat een deel na verloop van tijd geen studie meer had of geen baan.”

In de tweede evaluatie zeggen de onderzoekers dat er geen bewijs is dat een verwijzing naar de wijkschool leidt tot een grotere kans op onderwijsdeelname of werk, vergeleken met een verwijzing naar een regulier re-integratietraject.

De Rotterdamse voorziening is de trots van onderwijswethouder Hugo de Jonge (CDA). Hij pleitte eerder al voor meer van deze wijkscholen in de stad. In een reactie zegt De Jonge dat hij het rapport gaat bestuderen om wellicht aanpassingen te doen in het programma: „Misschien moeten we inderdaad kijken naar het bij elkaar plaatsen van jongeren met een criminele achtergrond”, aldus De Jonge.

D66-raadslid Jos Verveen is geschrokken en heeft het onderwerp direct geagendeerd voor de raadsvergadering donderdag: „De bedoelingen waren goed, maar de uitkomsten verbazen me niet omdat de jongeren op de wijkschool in een meer criminele omgeving zitten. Ze missen daar het goede voorbeeld.”